Een held op sokken

Sandrijn 1 jun 2015

Ik zit op de fiets en denk na. Over lef. Opeens is dat belangrijk. Lef hebben. Bungeejumping, parachutespringen, alleen bij het idee al laat ik mijn stuur uit mijn zweterige handjes glippen. Ik ben namelijk geen held. Ja, een held op sokken. Ik kijk even naar beneden naar mijn voeten en corrigeer de zin. Een held op mooie gestippelde sokken. Maar dat doet er niet toe. Ik hoor er niet bij, want ik durf niet.

Hoe moet ik dat probleem oplossen? Met deze vraag in mijn hoofd fiets ik stevig door. Ik merk dat het begint te waaien. Een koude wind. Nee, een frisse wind, die door mijn hoofd raast en mijn hersenen een oppepper geeft. Opeens heb ik het. Lef is relatief. Het is iets doen wat je niet durft. Maar wat als ik mezelf nou voor de gek houd? Als ik doe alsof ik zelfs de kleinste dingen niet durf? Dan heb ik dus eigenlijk gewoon heel erg veel lef. Wat een heerlijk gevoel! Ik besluit om dit meteen om te zetten in de praktijk.

Ik kijk naar links en naar rechts en mijn oog valt op een sloot. Ha! Perfect. Slootje springen. Dat durf ik echt niet, overtuig ik mezelf. Het enige wat ik hoef te doen om een held te worden is de sprong wagen. Ik stap van mijn fiets en ga in het zachte gras staan. Aarzelend schuif ik mijn voeten naar de rand van de sloot. Ik maak me klaar voor de sprong maar stop als ik opeens hoor: ‘Je liegt!’ Hè, wat?

De woorden komen van mijn schouder vandaan. Daar zit een kleine versie van mezelf die luistert naar de naam: Mijn geweten. ’Je durft dit wel! Je deed het vroeger elke dag’ zegt ze. ‘Niet waar’ zeg ik. Maar tegelijkertijd zie ik de boze blikken van mijn moeder en voel ik de natte broeken. ‘Je houdt jezelf voor de gek’ gaat ze verder. Ik begin boos te worden en probeer met grote armzwaaien mijn geweten van mijn schouder te gooien. Maar dan verlies ik mijn evenwicht en val ik met een harde plons in het water. Mijn geweten lacht me uit. Ze schatert. Even blijf ik verdoofd liggen. Dan klim ik uit de sloot, mijn geweten negerend. Verslagen loop ik terug naar mijn fiets. Achter me hoor ik mijn geweten pesterig schreeuwen: ‘Daar loopt een held op natte sokken!’