Kuttekop

Méland Langeveld 21 apr 2015

Hier en daar komt er voorzichtig wat groen aan de bomen en struiken. Er staat een frisse oosterwind, maar hier op een bankje zit ik uit de wind en in de zon. Roos, mijn hond, ligt geduldig uitgestrekt voor mijn voeten.
Plotsklaps landt er in de boom vlak naast ons een papegaai. Zijn verendek is felgekleurd rood, geel en blauw, en hij heeft een kromme, bijna witte snavel. Voorzichtig haal ik mijn telefoon tevoorschijn om hem op de gevoelige plaat vast te leggen. Een papegaai heb ik niet eerder in het Vondelpark gezien, maar ik sta nergens meer van te kijken. Door de jaren heen heeft het park een rijke menagerie aan fauna voortgebracht. Wat de mens hier niet al de vrijheid geeft: het schattige waterschildpadje dat in het aquarium blijft doorgroeien en ten slotte in de vijver belandt, of de vogel die een open raam ziet en daarbij een eigenaar heeft die de kooi vergat af te sluiten. Of het konijn dat net voor de kerstmaaltijd weet te ontsnappen en hier vrolijk met de wijfies aan de haal gaat.
Ondertussen komt er een paar op leeftijd aangelopen. Met trotse blik duwt grootmoeder een kinderwagen voort. Het kind dat erin zit, is wat groot uitgevallen. Zijn mond, wangen en handen zitten onder de rode kleurstof van de ijslolly.
Ze stoppen vlak voor me en het stel wijst naar de felgekleurde verenpracht.
‘Sandertje, kijk eens wat een mooie vogel.’
‘Beest stinkt,’ komt het plompverloren uit zijn mond rollen.
‘Zeg kuttekop,’ klinkt het ad rem vanuit de boom.
De fiere blik is van grootmoeders gezicht verdwenen, en met rood aangelopen wangen maakt het paar zich snel uit de voeten.
Roos staat de papegaai dom aan te kijken. Ze houdt haar kop scheef en kijkt de papegaai recht in de ogen aan. Een pratende vogel? Uit onzekerheid slaat ze aan.
‘Hou je snavel,’ krijst de papegaai.
Ik schiet in de lach. Dit heeft hij van zijn eigenaar vast vaak te horen gekregen. Repeterende papegaaien zijn uitermate irritant. Vooral als ze overal commentaar opleveren. Deze papegaai heeft ongetwijfeld vaak zijn snavel moeten houden, en wellicht is dat de reden dat hij voor zijn vrijheid heeft gekozen.
Maar Roos weet niet van wijken, blaft vrolijk door, ze wordt hier niet voor niets de parkblaffer genoemd.
De papegaai gelooft het verder wel. Hij fladdert op en vliegt een beetje klunzig weg, duidelijk niet gewend te vliegen. Het Vondelpark is een papegaai rijker.