Geduld in de sportschool

Renze Borkent 30 jun 2017

In de sportschool kom je allerlei mensen tegen. Wie een oppervlakkige blik naar binnen zou werpen, zou zich verbazen over alle soorten en maten die zich hier in het zweet werken: je ziet er de overjarige pompoen en de getailleerde breinaald, de mammoettanker en de Ferrari, de opgevoerde Tesla en de doorgekookte aardappel, de oude piloot en de jonge zeemeermin. Wie wat langer meeloopt heeft in de gaten dat deze mensen – hoe verschillend ook – allemaal eenzelfde blik in de ogen hebben: die van een doel, een hoop, een streven. Geen doodse blikken die in een gemiddelde winkelstraat voor het oprapen liggen, geen terneergeslagenheid. In de sportschool tref je vastberadenheid, geestdrift, doorzettingsvermogen. De getailleerde breinaald wil in volume en kracht winnen, zonder te transformeren in een tuinslang die een voetbal heeft ingeslikt. De overjarige pompoen hoopt op een wonder en ziet de afgetrainde kalebas – die hele aantrekkelijke kalebas, weet je wel – al in volle glorie voor zich. En de Tesla wil vooral zo lang mogelijk Tesla blijven, wat natuurlijk het moeilijkste van alles is. Allemaal glanzen hun lijven van de zweetdruppels, die als bootjes vol gedrevenheid langzaam stroomafwaarts drijven.
Krachttraining vraagt geduld. Ergens naar opklimmen is lastiger dan gewoon vallen. Een regendruppel heeft binnen twee minuten vanuit de hemel de aarde bereikt; wij doen er vaak een heel mensenleven over om de hemel te bereiken. Het eerste resultaat van krachttraining zie je pas na zes weken; de eerste welving in het landschap wordt zichtbaar. Het is alsof je in de auto stapt en vertrekt vanuit de polder, waar kaarsrechte wegen zijn en een vlakke grond onder je voeten. Je rijdt naar het zuiden en na zes weken bereik je Zuid-Limburg. Hé, zeg je tegen elkaar, wat een schitterende heuvels opeens! Dit landschap wil je omarmen, je wilt alle paadjes belopen en je pakt de kaart met paaltjeswandelingen er alvast bij. Maar het is pas Zuid-Limburg. De Alpen zijn nog een paar jaar rijden, als je er al ooit aankomt. Het is bovendien de vraag of ik daar wil aankomen. Het is mijn land niet, ik woon ergens anders. De plaatjes van het verre zuiden zijn soms aantrekkelijk, maar wie langer kijkt, ziet ook daar – misschien wel juíst daar – lawines, bosbranden, evacuaties, modderstromen.
Ik ben al blij als ik Utrecht haal.
Maar hé, ooit wel eens van de Utrechtse Heuvelrug gehoord? Een fantastisch landschap!