De Valentijnswesp

Niels van Hemert 17 feb 2017

Kent u de tarantula hawk? Dat is een wespensoort die zijn naam dankt aan het feit dat hij op tarantulas jaagt. Dit is niet zonder risico, want normaal jagen spin-achtigen op insecten en niet omgekeerd. Wanneer de wesp een spin gedood heeft, sleept hij deze terug naar zijn nest. Soms gebruikt hij het nest van de tarantula. Daarna legt hij een eitje en bedekt de ingang, zodat zijn nageslacht voedsel heeft. Best een slimme wesp.
Toch blijkt dat de wesp niet echt nadenkt. Het is biologische programmering. Als je het lichaam van de spin verplaatst of de ingang verstoort zal de wesp dit herstellen, tien keer, honderd keer. Zelfs al blijf je ernaast staan wachten, de kleine wesp verstopt opnieuw de ingang. Anders krijgt hij stress, omdat dingen niet gaan zoals ze horen.

Ik moet weleens aan deze slimme wesp denken wanneer ik na een feest een meisje thuisbreng. Het is namelijk service tot aan de deur. Soms voelt zij zich daarbij ongemakkelijk, wat ik op zich best begrijp.
‘Je mag best gaan, ik woon hier toch om de hoek.’
‘Het regent, ga jij lekker naar huis.’
‘Op avonden dat jij er niet bent, kom ik ook gewoon veilig thuis.’
Dat snap ik, maar het is service tot aan de deur. Anders wek ik de indruk dat ik het me niet boeit, dat steekt me.

De andere reden dat ze zich ongemakkelijk voelt ligt voor de hand. Ik richt me nu tot een groep jongens die zich hierin herkent, die het misschien afgelopen Valentijnsdag heeft meegemaakt na een nét niet succesvolle date. Je snapt het dilemma. Als je nu al opgeeft voelt ze zich niet gewaardeerd. Maar je hebt niet gezien dat de metafoor aan het begin eigenlijk een relatie tussen roofdier en prooi beschrijft. Oeps.
Om nog te zwijgen van het feit dat bij twee derde van alle verkrachtingen een bekende de dader blijkt te zijn. En dan moet ze zich bij jou veilig voelen? Oeps.

Menselijk inzicht is groter dan dat van een wesp. Een mens begrijpt dat als iemand tien keer de ingang van je nest verstoort, het geen zin heeft om de ingang nog een elfde keer te verstoppen. Toch is het zo simpel niet. De druk op de mensen om nieuwe informatie in te passen in een oud framewerk en gewoon verder te gaan is enorm.
Dus terwijl ik voor de tiende keer hetzelfde meisje thuisbreng en haar bezwaren overweeg, vraag ik me af. Zijn we niet stiekem allemaal wespen? Deze vraag zoemt door mijn hoofd. Het is immers een stekelige kwestie. Maar deze column is geen plek voor existentiële vraagstukken. Dat wespennest steek ik mijn hand niet in.