Inspanning

ConchitaKersten 29 jul 2015

Spinning lijkt mij helemaal het einde. Het einde van mijn leven, welteverstaan. Maar ik deins niet terug voor de dood, laat staan voor spinning, dus trek ik de foute legging aan en begeef mij richting de sportschool. Bij binnenkomst wenst een vrouw met enorme buikspieren mij een goedemorgen. Ik krimp ineen, knik en wens haar in gedachten een hoger vetpercentage toe.

‘De Vleeshal’, staat er in vleeskleurige letters op haar legging. Het is de naam van de sportschool.
“Ben je vandaag voor het eerst?” vraagt ze.

“Nee hoor,” antwoord ik met-zonder buikspieren. Ik heb direct spijt van mijn antwoord, maar toch glimlach ik alleraardigst. Ze glimlacht terug en richt zich dan tot de rest van de deelnemers in de ruimte.
“Welkom allemaal, we gaan van start.” zegt ze. Ik adem diep in, plaats mijn slappe billen op het zadeltje en begin met trappen.
“Even lekker opwarmen voordat we echt gaan beginnen.” roept de hoogblonde dame opgewekt.

De daaropvolgende minuten trappen we in achterlijk hoog tempo. Mijn hoofd loopt rood aan van inspanning, kleine zweetdruppels lopen over mijn gezicht en mijn haar wordt almaar vochtiger. Vluchtig inventariseer ik de gemoedstoestand van de twee mannen die rechts van mij fietsen. Ze kijken met een strakke blik vooruit en bewegen hun benen in een gelijkmatig tempo op en neer. Het lijkt hen weinig moeite te kosten.
“Ga jij nog een mooi rondje doen binnenkort?” vraagt de minst kalende man van de twee aan de ander.
“Ik ga volgende week van Wenen naar Oslo fietsen.” antwoord de ander.

Vanbinnen huil ik heel hard. Vanbuiten trouwens ook. Het zweet komt letterlijk uit iedere porie en onder mijn fiets vormt zich zelfs een plasje.
“We gaan nu een tandje harder, lieve mensen.” roept de instructrice. Ik doe wat ze van ons vraagt, maar ik ga helemaal kapot. Haar buikspieren lijken zich nog meer aan te spannen als ze zegt;
“Toppertjes! En nu gaan we over naar de seated climb.” Iedereen om mij heen gaat ineens staan en trapt ondertussen door. Lichte paniek overvalt me. Het lukt me nog net om te gaan staan.

Ik open mijn ogen. Mijn hoofd bonkt en de rechterkant van mijn lichaam doet vreselijk veel pijn.
“Gaat het weer?,” zegt een van de mannen rustig. “Je bent flauwgevallen en even waren we bang dat je niet meer wakker zou worden.’’
“Ik ga nog liever dood, dan dit.” kreun ik zachtjes, terwijl ik op sta en naar buiten strompel.

Dit nooit weer.