De verleiding wint altijd
Het is hoogzomer en Jeannine fietst met haar metgezel in de zinderende zomerhitte. De rust wordt verstoord door een agressieve claxon. „Hee zombie, ogen op de weg houden!”, buldert een schim uit een auto met halfopen raam. Hij brengt jullie terug in de realiteit en een nanoseconde later, ligt een van jullie gehavend, gebutst en gebroken languit op het asfalt. De automobilist is er eentje van het doorrijderstype, er is geen tijd zijn kenteken te registreren.
Jeannine keert snel om en de stukken plastic en scherven van glas wijzen haar de weg naar het onheil. En daar ligt hij plat op zijn rug. Trillend lijkt hij nog wat te willen zeggen. De vertragende tijd kondigt de eeuwigheid aan en dan, ligt hij roerloos in de berm. Tranen prangen in Jeannines ogen. Met haar handen in het haar wil ze schreeuwen, maar er komt geen geluid. Voorbijgangers stoppen. Hun gemompel en de omgevingsgeluiden versmelten tot een doffe kakofonie die lijkt te verdwijnen als in een wattendeken over haar hoofd.
Een diepe ademteug later komt ze langzaam bij zinnen. Een stemmetje vanbinnen zegt: „Dit is het perfecte moment. Dump hem nu en ga voor die ander. Hij lonkt al een tijdje naar jou, heb je dat niet gemerkt?” Jeannine schaamt zich voor deze gedachte, die uit het niets lijkt te komen.
Toch heeft zij al vaker met dit idee gespeeld en keer op keer verdrongen. Zij vond hem al niet zo boeiend meer, zijn geheugen liet hem regelmatig in de steek, eigenlijk was hij best lomp. Soms had hij geen energie meer om zich door haar te laten beroeren met haar vingers. Maar de volgende dag eiste hij dan weer wel de volledige aandacht op, zo was hij dan wel weer.
Ze slikt haar verdriet weg buigt voorover pakt haar overleden Appeltje van het asfalt en stopt hem in haar schoudertas. Misschien krijgt ze er nog wat voor als ze gaat voor de 14. Verstandiger om die dan maar nooit op de openbare weg te gebruiken. Totdat, de verleiding weer wint.