Een bijzonder weerzien
Mijn moeder van 92 woont sinds kort in een verzorgingshuis en dat betekent voor mij een bijzonder weerzien. Niet met mijn moeder, want die zie ik al regelmatig, maar wel met de locatie waar ik ruim dertig jaar geleden mijn eerste bijbaan had. Ik was keukenhulp.
Het weerzien is met name bijzonder omdat er weinig lijkt te zijn veranderd. De liften, waarmee de karren met eten – loeihete driehoekborden met bestek en een toetje op dienbladen – naar de diverse afdelingen werden gebracht, de achteringang voor het personeel, het zicht op de keuken vanaf de ruime achtertuin. Hier stond ik vaak vijf minuten af te koelen als het zomerde en binnen alle pannen tegelijk kookten – het effect van een Turks stoombad. Met mijn aanleg voor astma was ik daar amper tegen bestand.
Maar wát een leuke baan was dat!
Elke zaterdag werkte ik er, maar ook in de zomer- en kerstvakanties. Ik moest het vooral van het ruige werk hebben. Geen gepiel met bakjes rauwkost samenstellen, daar werd ik bloednerveus van, maar wel kippen vierendelen met een hakbijl, bloemkolen grof snijden, rode kolen door de snijmachine halen – dat soort dingen. En na afloop in een vliegende vaart de teruggekomen borden, schaaltjes, het bestek en de dienbladen door een grote vaatwasser jagen.
Woorden overbodig
Soms zat er een briefje van bewoners bij, met boodschappen die uiteenliepen van ‘Het was heerlijk!’ tot ‘Het was weer niet te vreten!’. Regelmatig bleven maaltijden onaangeroerd. Hier waren woorden overbodig.
Als rechtgeaarde Bourgondiër zat ik letterlijk dicht bij het vuur. Er werd ’s middags warm gegeten en nadat de laatste maaltijd via de lopende band in een van de karren was geschoven brak ook voor mij de lunch aan. Die stelde ik met zorg samen: wat aardappels en groente voor het idee, maar vooral twee of drie kloeke gehaktballen en twee, nou vooruit drie toetjes. Op een lege maag is het immers niet lekker werken.
Op feestdagen kwam er vaak nasi op het menu te staan en daar wist ik wel raad mee; de stokjes saté gingen schoon op, de pan met pindasaus ging leeg.
Ook heb ik hier de basis gelegd voor het koken. De koks waren ambitieus en vonden het leuk om mij het een en ander bij te brengen. De kunst van het puree maken, bijvoorbeeld, maar vooral snijtechnieken.
Hier profiteer ik nog steeds van – koken is zelfs een grote passie geworden. Maar puree, daar houd ik niet van.