Tijdloze kijkers.

Dick Sinnige 17 mrt 2020

Ik loop over straat. Het is stil. De enkeling die ik tegenkom maakt geen oogcontact.
“Het coronavirus komt echt niet door de iris, hoor!”, wil ik roepen. Maar ik vind het teveel moeite om door de glazen muur van deze vreemde angst te gaan breken.
Soms loopt er ineens iemand rakelings langs mij heen, dat vind ik dan weer te close.

Een straat verderop zie ik dat de gordijnen bij mijn oude buurvrouw, 88, helemaal gesloten zijn.
Dat is een veeg teken.
Omdat ik doe voordat ik denk, heb ik al tegen het raam getikt.
Er gebeurt niets.
Dat gebeurt wel vaker.
Dan geef ik een paar harde kloppen op het glas.

Ik zie vingers verschijnen en een hand die het gordijn een stukje open schuift.
“Ah, ben jij het!”, zie ik mijn buurvrouw knikken.
Ze maakt een kuchend gebaar en haalt haar schouders op.
Ik begrijp het; het raam is nu de muur én de opening tussen ons.

Ik zie dat ze zich klein voelt en alleen. Ik maak van mijn handen een hartje voor haar.
Ze lacht om deze onhandige liefdesbrief en werpt me een kushandje toe.
Voor de oorlog gingen we nog samen een wandeling en een praatje maken.
Nu staan we als gebarentolken achter helder zwijgend glas.

Ik spreid mijn handen en leg mijn vingertoppen tegen het raam.
Zij legt de toppen van haar vingers tegen de mijne.
Stil kijken we elkaar aan, ik hou van haar tijdloze kijkers.
Iets in ons is onsterfelijk en liefde is als zonlicht. Het komt door de ramen zonder ze te breken.