Amsterdam huilt

David Stolk 16 jan 2020

Na een paar dagen een goede vriend te hebben geholpen in een restaurant op IJburg, rijd ik weer richting het noorden. Het hoge noorden, zoals menig westerling placht te zeggen. Naast de hand en span werkzaamheden heb ik mij uiteraard ook ondergedompeld in het hoofdstedelijke alledaagse en nachtelijke leven. Daar word je nauwelijks vrolijk van. Op de radio hoor ik een klassieker, uitgevoerd door Hadewych Minis. Nu wilde ik bij voorbaat schakelen naar een ander kanaal bij het horen van haar stem, maar dit nummer wilde ik wel even horen. Rika Jansen (Zwarte Riek) met ‘Amsterdam huilt’.

In deze klassieker zingt Rika als een ware chazan (Joodse voorzanger) over de verdwenen Jodenhoek. Het lied kwam over. Ik herkende wellicht ergens het huidige Amsterdam. Ik moest op een ochtend in de Pijp en op de Van Woustraat zijn. Bijna 20 jaar geleden heb ik zelf in Amsterdam gewoond en oh Amsterdam, ze zeggen niet alleen dat je bent veranderd, maar het is ook zo. Waar vroeger een garage stond, staan nu vier appartementen. De drogist kon de torenhoge huur niet meer betalen en daar zit nu een bruiningscentrum waar nooit ‘een kip zit’, volgens de buren. Waar ooit de ijzerhandel zat, daar zit nu zo’n biofood winkel met prijzen waar je winterpeen slap van gaat hangen.

In de binnenstad is het niet veel beter. Ik struikel over de vele rolkoffers van souvenirwinkel naar een van de vele koude en kille afhaalzaakjes. Kom dansen, kom eten, kom zuipen, kom gokken. This is Amsterdam! Vroeger ging je weleens voor de grap, en omdat je puber was, naar de Wallen. Daar dronk je dan 8 vaasjes bier in ‘The old Sailor’. Je nam nog even een peepshowtje mee en bij mazzel had je nog geld over voor de Bananenbar. Dat ging heel gemoedelijk. Nu is er geen doorkomen meer aan en het is eigenlijk een groot sexmuseum geworden. Genaaid wordt er nauwelijks meer. Althans dat kan ik mij althans niet voorstellen.

Zwarte Riek zong melancholisch over de verdwenen Joodse cultuur in Amsterdam. Wellicht gaat elke vergelijking mank, maar ik moet er wel aan denken. Ik ben geen Amsterdammer. De familie van mijn moeders kant wel. Mijn moeder herkent Amsterdam ook niet meer. Er wordt zoveel gebouwd, er loopt zoveel volk rond en onafhankelijke winkeltjes zijn er nauwelijks meer. In de auto naar het noorden, waar de lucht nog schoon is en de seks nog vies, denk ik aan een nieuwe versie van het lied van Rika Jansen. Ik huil voor Amsterdam, waar wij zo vaak hebben gelachen.