Over spinnen en reuzen…

Carola Bloemraad 7 sep 2019

Het is dinsdagochtend. Voor half 7 check ik in. Als ik even later de trein instap en een plekje gevonden heb aan de rechterkant bij het raam, merk ik dat er twee vrouwen lichtelijk in paniek zijn. Een vrouw aan de linkerkant van de coupé houdt haar tas omhoog en de vrouw voor mij rechts hoor ik een beetje lacherig zeggen:“Kijk maar uit, je wil toch niet dat hij in je broekspijp kruipt?” “Uh, waar hebben ze het over?” Ik ben nog niet helemaal wakker hoor (en dat na twee koppen koffie) en eigenlijk wil ik gewoon even rustig mijn (metro)krantje lezen.
Dat gaat mij niet meer lukken, al héél snel ontdek ik waar ze het over hebben. Een spin! Géén klein spinnetje, nee, een MEGA GROTE SPIN! Hij loopt heel snel en waarom komt hij nu precies MIJN kant op?
Het eerste wat ik doe? Juist, ik pak mijn tas en zet hem op mijn schoot.
Ik voel me ineens helemaal niet meer zo op mijn gemak en probeer mezelf te kalmeren, het is tenslotte maar een heel klein petieterig spinnetje. Zo’n beestje is toch veel banger voor mij dan dat ik voor hem ben? Tenminste dat wordt toch altijd beweerd?
Ik zie hem aan de zijkant ‘verdwijnen’, maar ik ben nog steeds niet gerust. Dan maar even mijn playlist verder luisteren, ‘Breathing’, Kate Bush. Ja, heel toepasselijk. Oké, rustig in en uitademen en ontspan!
Ik zie de spin weer tevoorschijn komen. Ik hoop dat hij bij het volgende station uitstapt. Gelukkig, hij komt niet meer mijn kant op. Aan de blik van een man iets voor mij te zien is hij inmiddels daar beland. Het duurt nog tot ongeveer het eerstvolgende station, 10 minuten later, dat ik weer een beetje bedaard ben.
Inmiddels zijn we bij Zaandam, ik zit nog steeds rustig bij het raam. Er komt dan toch nog iemand naast me zitten. Een BOOM van een vent, zeg maar een REUS van een kerel. En niet echt een Grote Vriendelijke Reus hoor. Hij kijkt niet zo blij. Ik voel me heel klein. Ik voel me misschien wel net zoals dat kleine spinnetje.
We gaan de tunnel door. Het ‘uitstapmoment’ komt steeds dichterbij. Gelukkig, we zijn bij Amsterdam Sloterdijk. Ik hoef de reus niets te vragen, vriendelijk staat hij op en maakt plaats, zodat ik er langs kan.