Ochtendspits jungle
Door de snijdende wind fiets ik de ochtend tegemoet. Vandaag heb ik de fiets gepakt, want dat is de afspraak met mezelf: met goed weer fietsen, met slecht weer de metro. De strakblauwe lucht doet goed weer vermoeden, maar het is koud. Héél erg koud.
Als ik onder Centraal Station door fiets, zie ik twee kleine fietsjes met erop twee jongens. Ze zijn niet ouder dan een jaar of zeven. Ze trappen zich een ongeluk in de tegenwind, terwijl om hen heen voetgangers, fietsers en brommers krioelen. Niemand heeft nog koffie gehad, iedereen heeft haast en niemand heeft oog voor de twee kleine gestaltes die zich dapper een weg banen door al het verkeer.
Ze fietsen voor me uit en we stoppen voor het oversteken van de Weena. De auto’s razen voorbij en de jongens kijken vertwijfeld om zich heen. Niemand stopt.
Eén van de jongens ziet zijn kans en piept tussen twee langzaam rijdende auto’s door. De andere jongen heeft niet genoeg tijd en blijft staan. De eerste jongen kijkt om naar zijn vriendje of broertje en stopt om op hem te wachten. Nog steeds rijden de auto’s door.
Dan schiet er een man langs ons, die dapper de Weena trotseert. Een grote BMW komt toeterend tot stilstand. De man steekt excuserend zijn hand op naar de auto. Maar als ik en de jongens hem voorbij fietsen, zie ik hem met een klein glimlachje naar de jongens kijken. Nog voor ik me kan afvragen of de man dit expres heeft gedaan, voegen de jongens zich weer bij elkaar.
Bij de Westersingel haal ik ze in (ik moet immers ook op tijd bij mijn werk zijn) en ik zie ze naar elkaar grijnzen. Heel goed kleine heren, jullie hebben de ochtendspits overleefd.
De stad is soms net een jungle, zeker in de ochtend. Ik begrijp best dat het dan "ieder voor zich en God voor ons allen" is. Maar moeten we niet een beetje letten op de kleintjes in de stad? Misschien zijn dit de rammelende eierstokken die spreken, misschien is het gewoon goed fatsoen. De stad is chaos, de stad is keihard en in de stad moet je op jezelf passen. Maar moet de stad niet toch een beetje op haar jongste bewoners passen? Is het niet de verantwoordelijkheid van ons allemaal om deze jongens veilig naar school te helpen?
Soms moeten we misschien wat meer zijn als de man op de fiets en ons voor een auto wurmen zodat de kleintjes erdoor kunnen. Ook als we nog geen koffie op hebben.
Op kantoor zijn mijn oren bevroren en ik ben blij dat ik de warmte binnen stap. Zo, nu eerst een bakkie pleur.