Verbinding

Iris 1 aug 2018

We zijn dank zij smartphones altijd en overal met alles en iedereen verbonden. Helaas hebben we steeds minder persoonlijk contact met elkaar. Ook ik staar in het openbaar vervoer -net als een groot deel van mijn medereizigers- apathisch naar mijn smartphone. In geval van een misdrijf ben ik geen waardevolle getuige voor de politie. Ik zou degene die voor, naast of achter me zit niet kunnen beschrijven. Tot die ene winterse dag.

Persoonlijk contact

Een afwachting tot de metro arriveert, trekt een vrouw mijn aandacht doordat ze geknield zit. Er is iets met haar oog. Het is winter, nog donker en er waait een gure koude wind. Ik vermoed dat ze zo dicht bij mij geknield zit, zodat ik een buffer vorm tegen de wind en het de handeling die ze moet verrichten daardoor een stuk gemakkelijker maakt. Maar dat is slechts een aanname. Op het moment dat de handeling is verricht, merkt ze op dat ik haar aanstaar. Terwijl ze overeind komt, schenkt ze mij een glimlach en legt uit dat haar lens niet goed zat en ze dan vrijwel niets ziet. Ik complimenteer haar met het feit dat ze haar lens op gevoel kan plaatsen. Het lijkt me doodeng vertel ik haar.

Verassende uitkomst

De metro arriveert en ons gesprek over lenzen zet zich voort. We nemen gemakshalve naast elkaar plaats alsof we bij elkaar horen. We zijn zo geanimeerd in gesprek dat ze zich op een gegeven moment hardop afvraagt bij welke halte we ons bevinden. Ze moet er bij ‘halte x’ uit. Wat een toeval. ‘Ik ook,’ vertel ik tegen een volstrekt vreemde. Ze vertelt dat ze sinds kort een nieuwe werkgever heeft en blij is met de prettige verbinding. We blijken in dezelfde woonplaats te wonen. Ik beaam de prettige verbinding en korte reisduur vanaf de woonplaats naar mijn werklocatie. Ze fronst verbaast met haar wenkbrauw en vertelt dat ze daar ook werkt. ‘We zijn dus collega’s’, concludeer ik.

We stappen giechelend uit, verbaast over de wending die ons gesprek heeft genomen en lopen gezamenlijk naar onze werklocatie alsof we elkaar al jaren kennen. Wanneer we elkaar na een uurtje weer bij de koffieautomaat treffen, groeten we elkaar spontaner en met bredere grijns dan doorgaans gangbaar is op kantoor.

Met een bekertje koffie in mijn hand besluit om vaker mijn telefoon in mijn tas te laten liggen en de ‘wereld’ in me opneem.
Net zoals we dat vroeger deden.