Een dagje ramadan

Gestommel in de keuken. Een stromende kraan. Gekletter met dienbladen. Ik ga maar eens kijken. In de keuken staat mijn 13-jarige zoon. Het is 10 uur ’s avonds en hij staat boterhammen met pindakaas te smeren. Op zich niet heel raar. 13-jarige jongens hebben altijd honger. Maar hij heeft op een dienblad ook druiven, een bakje cruesli en 2 glazen water staan. Een beetje overdreven voor een late night snack. “Wat ben je aan het doen?” vraag ik verbaasd. “Had ik gezegd toch” antwoordt hij terwijl hij nog een appel aan het dienblad toevoegt. “Ik doe morgen een dagje ramadan.” Hij had het inderdaad gezegd. Een paar vrienden van hem doen mee aan de ramadan. Het leek hem zwaar. En hij vroeg zich af of hij het ook zou kunnen. Maar ik had niet door dat hij het zo serieus bedoelde. Nu vertrekt hij met zijn dienblad naar boven. “Welterusten ma, ik ontbijt vannacht wel in mijn bed!” De volgende ochtend vertrekt hij zonder lunch of iets naar school. Een fijn idee vind ik het niet. Het wordt 25 graden. Heel de dag niet drinken, dat is toch niet gezond! Gelukkig heeft hij geen gym… Terwijl ik hem uitzwaai vraag ik me af hoe al die moslim mama’s dit iedere dag doen. Ik ben blij als het ’s avonds bijna half tien is. Zoonlief heeft heel de avond boven zitten leren. Beneden in de etenslucht vond hij toch wel lastig. Verder is het prima gegaan. Ik geloof dat ik het er moeilijker mee had. Maar goed, dat is natuurlijk wel (onder andere) het idee van de ramadan. Dat je weer beseft hoe goed je het hebt vergeleken met sommige anderen. Een suikerfeest is het niet, maar een extra lekker bordje staat er wel voor hem klaar. De laatste 10 seconden telt hij af. Dan valt hij aan. Heerlijk smullend vertelt hij ons dat hij toch wel veel respect heeft voor zijn vrienden die dit een hele maand moeten volhouden. “Maar die eten ’s avonds wel gezellig samen, en niet zoals ik alleen!” voegt hij eraan toe terwijl hij een tweede keer opschept. Op dat moment zwaait de deur open en komt zijn broer terug van het sporten. “Is er nog wat over?” vraagt hij met zijn neus al in de pan. Fijn zo’n grote broer. Die heeft ook altijd honger.