The long run
Gister heb ik mezelf zo ver gekregen.
De laatste keer dat ik een loopdoel had, kreeg ik een klein zweepslagje.
Volgens de huisarts.
Zelf vond ik het een fikse tik.
Wanneer deze precies werd uitgedeeld weet ik niet meer, conveniërend.
Pas zat ik op de bank te kijken naar het gevecht van mensen van 275 kilo. Hoe ze fitter werden dan ik.
Terwijl ik van een kersenbonbon genoot, gleden mijn ogen langzaam naar mijn voeten.
Wat ik onderweg tegenkwam, stelde me niet gerust.
Opstarten is toch zo rot.
Ik zie tegen ieder begin op.
Iedere ochtend, elk nieuw contact.
Al weet ik inmiddels dat overwinning zoet is, toch lijkt het zure onoverkomelijk.
Nu, na weken ontevredenheid, zit ik heerlijk.
Op de spierpijn na dan.
Mijn heupen snappen niet wat er aan de hand is.
Ik heb een lange weg te gaan, de eerste stappen zijn wel mooi gezet.
Tijdens het rennen heb ik een aantal keer mijn voeten moeten controleren.
Ik zag niets dan mijn tenen.
Alles om me heen vloog voorbij, of realistischer, het kwam langs in een rustig jazz-tempo.
Een beetje blue, maar het einde kwam in zicht en ik hield maat.
De ondergrond was niet wat ik ervan verwachtte.
Nu en dan kregen mijn gympen geen grip.
Soms moest ik klimmen vervolgens door diepe dalen.
Ik heb nog even nodig om me aan te passen.
Niet te ver pushen.
Je moet het vol kunnen houden. Ook op de lange termijn.
Wel wat verwachten.
Doelloosheid is zo.. tja..
Is dit niet in alles waar?
Dat je soms niet ziet waar je precies bent, en alles om je heen wat wazig lijkt.
Omdat je een doel voor ogen hebt en dit perse wilt behalen.
Of omdat je simpelweg veel te hard gaat.
Soms even rustig aan. Het hoeft niet allemaal aan je voorbij te gaan.
En soms maar gewoon naar je tenen kijken.
Hup, zweep erover.