Sneeuw en bananen.
Het is zaterdag, ook wel bekend als eerste-dag-van-de-week-zonder-wekker-dag. Desalniettemin ontwaak ik om zeven uur ’s ochtends in een staat van paraatheid waarvan ik zou willen dat ik die op maandagochtend ook had.
De woonkamer is koud en donker. Het klein beetje licht dat zich naar binnen weet te dringen glijdt over het aanrecht en highlight de stapel afwas waar ik de vorige avond niet aan had willen beginnen. Mijn onderbewustzijn heeft zich gemanifesteerd in een kloon van mezelf die tegen het raam leunt met de benen gekruist, samen met een opgetrokken wenkbrauw en een gezichtsuitdrukking die niet anders te interpreteren valt dan “I told you so.” “Ja, ja, ja. Ik doe het nu wel.” zeg ik hardop tegen mezelf en draai de kraan open.
Tijd voor koffie. Ik zet de percolator op het vuur en kijk snel naar buiten waar het me dan pas op valt dat het heeft gesneeuwd. Sneeuw is het vieze, harde, bruine puntje aan het uiteinde van een banaan. Het is de afwas onder de seizoenen. Ik ben er geen fan van, dat moge duidelijk zijn. Het feit dat je sneeuw niet kunt spellen zonder ‘nee’ zegt wat mij betreft al genoeg. Het ligt er nu eenmaal en ik besluit het maar te accepteren. De plannen om te gaan hardlopen gaan wel weer de kast in en grote kans dat ze pas ergens in maart weer tevoorschijn komen. Daar gaan de goede voornemens. Top.
De percolator begint te fluiten. Ik schenk de koffie in mijn Star Wars mok en neem plaats achter mijn MacBook. Op YouTube selecteer ik het filmpje met de titel ’11 hours of beach sounds’ in de hoop dat ik de kou hier kan ontsnappen, al is het maar voor even. Ik sluit m’n ogen en denk terug aan Bali.
De eerste twee weken op Bali had ik nog geschreeuwd dat ik nooit meer naar huis zou gaan. In de laatste week had ik besloten dat Amsterdam toch ook wel fijn was. Daar kon ik me verder ontwikkelen als persoon en professional nadat ik mezelf had opgeladen in Zuidoost Azië. En ondanks dat dat betekende dat ik zou moeten leven met eventuele sneeuw in de winter, had ik daar wel enorm veel zin in.
Een half jaar later zit ik achter mijn laptop naar strand geluiden te luisteren terwijl het buiten vriest en de straten zijn bedekt met een laag witte poeder waar ik niet op zit te wachten. Ik neem een banaan van de fruitschaal, pel hem en verwijder het vieze, harde, bruine topje.
Misschien had ik toch maar op Bali moeten blijven. Dan zou ik nog steeds moeten dealen met bananen en die vieze stukjes, maar dan was er in ieder geval geen sneeuw.