Uit het gareel

De boodschappentas is zo zwaar niet, maar wel onhandig; zeker in combinatie met de speelgoedstofzuiger en dwarse, chagrijnige peuter die vastbesloten is de buggy met daarin de jongste te willen duwen. Hulp om deze op de stoep te houden levert peuteriaans protest (‘NEE!’) op. Blij dat ze zich nog op de stoep bevinden en niet op de drukke straat ernaast, volg ik de twee.

Ik zie en hoor het gebeuren: de roze fiets valt op de stoep. De eigenaresse, een tienjarig meisje, staat er naast en begint de drie gevallen spulletjes te verzamelen. Ik sta kort stil, en kijk of ze hulp nodig heeft. In mijn linkerooghoek zie ik de dwarse, chagrijnige peuter de toch al onhandige buggy inclusief de jongste in de richting van de straat manoeuvreren, en besluit daar achteraan te gaan. Nadat ik de buggy zo onopmerkzaam als mogelijk (want: ‘NEE!’) in de juiste richting heb geduwd, zeg ik de peuter te stoppen. Ik kijk nogmaals om naar het meisje en haar fiets, terwijl mijn dwarse, chagrijnige peuter mijn orders negeert. Omdat ze inmiddels de weg hebben bereikt, loop ik met hen mee. Het meisje zal zich wel redden.

Ik hoor haar schreeuwen, hard genoeg voor mij om te horen. ‘Gewoon doorlopen, niet eens helpen! Tjonge jonge.’ Ik draai mijn hoofd. Wijdbeens stampend komt ze, briesend van woede, in de richting van het meisje gelopen. Ik hoor haar tegen een ander zeggen dat ‘zij daar’ wel stil staat, maar niet eens even stopt om te helpen.

We zijn de straat over, de volgende stoep op. De onhandige buggy met de jongste daar in is inmiddels in de bosjes beland. Met in de ene hand een speelgoedstofzuiger, in de andere hand een boodschappentas en een knop van schuldgevoel in mijn maag, probeer ik met mijn elleboog de buggy op betrekkelijk veilig terrein (lees: de stoep) te krijgen. De dwarse, chagrijnige peuter is het daar niet mee eens en schreeuwt het peuterpuberteit-mantra: ‘NEE!’.

Gelukkig zijn er nog briesende, stampende dames. Gelukkig willen die briesende, stampende dames uit hun auto komen nadat ze het ‘hebben zien gebeuren’, om tienjarige meisjes met roze fietsen en hun drie boodschappen van de grond te plukken. Gelukkig betekent dat dat ik mijn dwarse, chagrijnige, en ook lieve peuter en de jongste in een buggy niet van de bumper van een auto hoef te schrapen, maar slechts uit de bosjes mag halen.

En de speelgoedstofzuiger kan het, gelukkig, ook navertellen.