De hoogste tijd

Laura Mijnders 3 mrt 2016

De iemand anders doet het wel cultuur

Voor de tweede keer deze week laat ik mij in de krakkemikkige stoel neerzakken. Ook hier hebben ze asociaal veel moeite gestoken in het tactisch neerzetten van de kleenex, huilen zullen we!

Terwijl de psychiater mij voorzichtig bevraagd, voel ik dat de irritatie in mijn borst aanzwelt. Of ik nu veertien, achttien of vijfentwintig ben, in deze kamers voel ik mij altijd kleiner dan normaal. Misschien zijn het die verrekte snotterdoeken die overal klaarstaan, misschien is het een gebrek aan schilderijen, warmte en gezelligheid, misschien is het het feit dat ik voor een stevige aanpak kwam, maar in plaats daarvan voorzichtigheid tref. Er breekt iets.

‘Het wordt tijd dat u de fluwelen handschoenen uittrekt’, zeg ik. ‘Ik ben geen breekbaar porseleinen popje dat zachtjes opgepakt dient te worden, ik wil de waarheid. Ik wil dat u mij pijnlijke vragen stelt en zegt dat ik mijzelf bij elkaar moet rapen. Ik wil geen goedbedoelde adviezen, ik wil geen aarzelende pogingen tot een goed gesprek, ik wil mij vandaag gewoon kut voelen en ik wil dat u mij behalve standvastigheid, met beide benen op de grond zet.’

Van schrik zet hij zijn bril recht.

Wanneer ik na mijn tirade tevreden buiten sta, besluit ik nooit meer terug te gaan. Het komt in mij op dat eigenlijk heel Nederland fluwelen handschoenen aan lijkt te hebben op dit moment. We pakken elkaar schoorvoetend aan, draaien vooringenomen om de waarheid heen, en ondanks groeiende ontevredenheid over de gang van zaken in onze samenleving, rechtvaardigen we het gebrek aan actie voor onszelf. ‘Waarom protesteren als het toch geen zin heeft?’, hoor ik regelmatig. Ik moet dan altijd lachen.

Nederland is als een propvolle bus, waarbij niemand op de stopknop drukt, omdat iedereen er vanuit gaat dat een ander wel op het stopknopje zal drukken. Dus wachten we. Kijken we lijdzaam toe. En klagen we, o ja.

Zo dacht de psychiater dat een ander voor mij wel op de stopknop zou drukken, zodat hij voorzichtig kon zijn. Want o wee, wat als ik boos zou worden of in een hysterisch huilen was uitgebarsten? Wat als het niet helpt? Dan zat hij met de gebakken peren, een kapotte jongedame. Dus liet hij de kans aan zich voorbij gaan om mijn vertrouwen en sympathie te winnen.

Nou, ik ben het wachten zat. Ik druk voortaan zelf op de stopknop. Geen voorzichtigheid, maar met de luie reet voor de televisie weg en het verdriet verwerken dat al een tijdje in de ijskast op mij stond te wachten.