De overkant

Het is ochtend en de trambestuurder heeft er zin in vandaag. Hij had ietwat vertraging maar dat wordt ruimschoots goedgemaakt door de manier waarop hij rijdt. Alsof Max Verstappen achter het stuur zit. Geblinddoekt en met een tray Red Bull achter z’n kiezen. Het is een wonder dat we de bocht nog niet zijn uitgevlogen. De tram zit al zodanig vol dat er mensen in het gangpad staan, zichzelf bij iedere bocht wanhopig vasthoudend aan een van de lussen die uit het plafond hangen. Er klinkt wat gezucht en gemor als blijkt dat we even stil staan vanwege werkzaamheden verderop. Passerende werklui turen de tram in en knipogen geil naar enkele studentes. Een man in pak kijkt duimendraaiend op zijn horloge. Ergens in de tram huilt een baby.
Ik heb mijn portie prikkelingen voor vanochtend wel weer gehad en besluit wat uit het raam te staren.

Daar valt mijn oog op twee mensen aan de overkant. Een kleine en gedrongen moeder van middelbare leeftijd, ik gok dat ze Marokkaanse is, gekleed in het zwart en met een hoofddoek om. Links van haar staat haar zoon. Stoïcijns voor zich uitkijkend en met een duur en flitsend trainingspak aan. Dito schoenen. Ik zou ‘m een jaar of tien, twaalf geven. Ze staan voor een stoplicht en bewegen niet. De vrouw heeft haar armen langs haar lijf. Het ziet er een beetje onwennig, bijna hulpeloos uit. Ze kijkt ook ietwat droevig. Terwijl de wereld om hen heen gonst, fietsers voorbij zoeven en auto’s langzaam optrekken zie ik dat de moeder haar linkerhand twijfelend naar die van haar zoon reikt. Het wordt niet beantwoord door haar zoon. De hand van de vrouw gaat zachtjes terug en haar droevige blik is het laatste dat ik zie als de tram weer in beweging komt.

Ik moet me inhouden om me niet om te draaien. Dan geef ik me gewonnen. Uit pure wanhoop tover óók ik mijn mobiel maar tevoorschijn om hopelijk op een zo onopvallend mogelijke manier het zojuist ontstane brok in mijn keel weg te slikken. Uit het niets klinkt ineens de bulderende stem van de conducteur, ”Mensen, kunt u het middenpad alstublieft vrijmaken zodat de mensen die instappen ook een plaatsje hebben? Alstublieft, dank u wel, fijn hoor.’, klinkt het geïrriteerd.

Zuchtende mensen. Ik ben weer terug op aarde. Als ik er zo uit mag neem ik het eerste de beste oude vrouwtje bij de hand om vervolgens samen naar de overkant van de weg te lopen.