Vol bedompt hok

Verdwaasd vraag ik me af wat ik hier doe. Ik kijk naar de rug van mijn vriendin, die bij de bardame twee La Chouffejes bestelt. Het is dringen, want het café zit stampvol. Overal staan kluitjes en kliekjes mensen hun best te doen om het leuk te hebben. Het hoofd in de nek om het uit te gieren om de grap van de gesprekspartner, enthousiast knikkend of zelf druk uitweidend over hun eigen levens buiten deze vier muren.

Ondertussen sta ik te wachten op M en haar biertjes. Ik probeer me een houding te geven. Ineens ben ik me ervan bewust dat ik de enige in de hele kroeg ben die met niemand praat. Ik voel aan mijn broek. Verdorie ook al geen zakken om mijn handen in te steken.

Ik was met M de stad in gegaan om al onze hoogte- en dieptepunten van de week te bespreken. Mijn idee om de bruine kroeg te verruilen voor deze locatie, was meer uit nostalgie geboren dan uit zin. Vroeger deed ik dat op plekken als deze, ‘mengen’. Elkaar wijzen op leuke mannen en vervolgens kijken wie als eerste durfde te infiltreren bij zo’n groepje. En wanneer het eerste ochtendlicht dan weer glazig de vette kroegruiten binnenscheen, voldaan op huis aan.

Hoe tijden veranderen. M reikt me mijn biertje aan, we proosten zwijgend. We staan in de loop naar de wc, waardoor andere kroeggangers zich constant langs ons wurmen. Ik zie de mensen praten en bedenk dat we belachelijke wezens zijn. Dat we voor de lol opblijven in de nacht, ons in een vol bedompt hok scheel betalen om te drinken en om ons schor te schreeuwen om de muziek te overtreffen. Dat iedereen komt voor contact met anderen, want waarom zou je anders de deur uitgaan? Al deze mensen zijn thuis van hun sofa afgekomen en met een verwachting op de fiets gesprongen. Nu houden we elkaar vanuit onze ooghoeken heimelijk in de gaten, over de schouders van roedelgenoten heen. Praten? Misschien, bij de verbroederende laatste ronde.

Niet voor mij, mijn hoofd is al bij morgen. Als ik na dit biertje vertrek, kan ik nog redelijk op tijd in bed liggen. Dan heb ik de ochtend voor koffie en de weekendkrant. En dan kunnen mijn lief en ik in de middag het bos in. “Zullen we gaan?”, vraagt M als de glazen leeg zijn. Bij de uitgang houdt de portier de deur voor ons open. “Fijne avond nog, dames”, zegt hij wanneer we hem passeren. Ik kijk hem aan en hij kijkt terug. “Bedankt, ik wens jou ook een fijne nacht”, zeg ik hem, blij dat ik toch nog één vinkje kan zetten op mijn lijstje ‘Interactie met vreemden’.