Vluchteling in eigen land

Ik stel me altijd voor: ik woon hier in Nederland prima. Heb een leuke baan, verdien genoeg geld en als ik zin heb om een avondje te gaan stappen, dan doe ik dat zonder problemen. Nu is in België een groep gekken opgestaan, die vindt dat ik me aan hun regels moet houden. Het begint als klein groepje, maar groeit langzaam uit tot een respectabel aantal mensen. Ze krijgen wapens in handen en zijn compleet tegen vertier.

De internationale gemeenschap kijkt er naar, maar vindt eigenlijk niet dat er ingegrepen hoeft te worden. Gelukkig zijn ze nog redelijk ver weg.

Dan ineens hoor ik dat ze de grens hebben overgestoken. In Eindhoven hebben ze het PSV-stadion verwoest, iedereen in PSV-shirt wordt direct vermoord, of eerst verkracht als ze vrouw zijn. Daarna gaat de lokale korfbalvereniging eraan, gevolgd door de zwemclub. Ze komen nu wel heel dichtbij: Stadion De Vliert is ook al plat. Nog even en ze zijn bij mijn geliefde Galgenwaard.

Wat moet ik doen? Ik wil hier niet weg. Ik heb m’n vrienden, m’n familie, m’n club. Maar ja, ik ben voetbalsupporter en kan dat shirt niet zomaar uit doen.

Inmiddels staan ze aan de zuidgrens van Nieuwegein. Als ik blijf, ben ik er geweest, als ik ga, laat ik alles achter waar ik van houd.

Dan besluit ik om toch maar te vluchten. Materiële eigendommen zijn niet zo belangrijk als mijn leven. Ik gooi wat eten en drinken in de auto, haal m’n familie op en begin te rijden. Waar moet ik heen? ik kom aan bij de kust en zie dat het daar ook niet veilig is. Gelukkig heb ik nog wat spaargeld, dus ik vraag aan een visser of hij me naar Engeland wil brengen. Hij heeft maar een gammel bootje, maar als ik op land blijf, ben ik zeker dood.

Gelukkig gaat de overtocht goed en kom ik aan in Engeland. Daar aangekomen, helpt niemand me. Diezelfde mensen die het groepje Belgen had tegen kunnen houden, willen me niet hebben. Ik ben hoog opgeleid, heb een baan, dus ben ik alleen gelukszoeker, toch? Ik kom alleen maar voor een betere baan, voor meer keuzes, niet omdat ik het nodig heb.

Er is een kleine groep mensen die me wél wil helpen, die me eten en drinken komt brengen. Ondanks alles, ondanks dat ik kwijt ben waar ik van houd, word ik door de meesten gezien als parasiet.
Wat een mooie wereld leven we toch in…