Piano in het Centraal

Ochtendspits op Amsterdam Centraal, een drukte van jewelste. Snel de trein uit, de mierenhoop van het station verlaten, een zoveelste werkdag tegemoet.

Een paar hangjongeren in hoodies trekt zich niets aan van de drukte. Waarom zouden ze, ze hoeven nergens heen. Werken of studeren, daar hebben dat soort gastjes nooit van gehoord. Op hun gemak draaien ze rondjes om de piano heen die strategisch bij de uitgang is neergezet. Terwijl de tientallen treinen beangstigende hoeveelheden forensen uitspugen, hebben deze figuren alle tijd van de wereld om niks te doen. In het voorbijgaan houd ik ze nog even in de gaten, al weet ik niet zeker of ik zou durven ingrijpen als ze het muziekinstrument zouden gaan slopen: je weet het maar nooit.

En alsof een van de ‘’hoodies’’ mijn twijfels aanvoelt, gaat hij achter de piano zitten. Zijn vingers raken de toetsen aan en… mijn hart slaat een slag over. De allereerste klanken zijn krachtig, overweldigend, emotioneel. Ze weerkaatsen tegen de grijze muren van het station. Ze doen de hoofden omdraaien. Ze laten de tijd stilstaan.

Ik heb haast. Ik blijf aan de grond genageld. Ik moet naar mijn werk. Dan ben ik maar te laat. Ik laat me al te graag meevoeren in de wereld van de magische klanken. Hij speelt de sterren van de hemel.

Een langs lopend gezinnetje "dagjes mensen" maakt een einde aan deze betovering. Hun zoon met keurig gekamd haar loopt zowat dwars door me heen en haalt mij in een klap terug naar het hier en nu.

“Sorry,’ zeg ik op een automatische piloot.
‘Kijk uit je doppen,’ bitst de vlotte vader.
‘Het is hier geen theater,’ valt de mooie moeder hem bij.
Hun puber steekt alleen zijn middelvinger naar mij op.

Met een laatste blik richting de piano verlaat ik het station. Het gezicht van de muzikant is onzichtbaar onder zijn omlaag getrokken capuchon. Alleen zijn vingers als twee vlinders blijven fladderen over het toetsenbord.

Ik wou dat ik een kenner was en het muziekstuk herkende. Ik wou dat ik de tijd had om te blijven luisteren. Ik wou dat ik niet zo snel oordeelde en dat ik niet alle ‘’hoodies’’ over een kam scheerde. Ik wou dat ik me nu niet zo schaamde, maar ik doe het wel. En terecht.