Discussie met de dokter

Wanneer iemand fysieke ongemakken ervaart is het in veel gevallen een logische stap om naar de huisarts te gaan. Om te laten onderzoeken wat er aan de hand kan zijn en om gerustgesteld te worden. De huisarts kan door middel van lichamelijk onderzoek concreet bewijs leveren van een al dan niet aanwezige kwaal of aandoening. Indien nodig buigt de specialist zich over het door de huisarts aangeleverde eerste onderzoek. Deze zal vervolgens verder gaan spitten aan de hand van aanvullend lichamelijk onderzoek.

Wanneer er sprake is van psychische klachten kan het eveneens een eerste stap zijn om naar de huisarts te gaan. Het is zaak om ook bij psychische problemen zo goed mogelijk weer te geven wat de klachten zijn. Op grond van de verkregen informatie van degene aan de overkant van de tafel moet de huisarts een inschatting maken van wat het probleem kan zijn. Tastbaar bewijs in de vorm van een bloedonderzoek of een meting van de bloeddruk is in het geval van psychische klachten niet aan te leveren. Een huisarts kan besluiten door te verwijzen naar een specialist. Die moet dan op grond van zijn of haar expertise het verdere verloop bepalen.

Lichamelijk onderzoek bij fysieke problemen hoeft niet altijd onomstotelijk bewijs te zijn voor de aan- of afwezigheid van een aandoening en arts en patiënt kunnen van mening verschillen over het resultaat van een onderzoek. Maar een psychisch probleem kan verworden tot een discussie waarbij het woord van de arts tegenover het woord van de hulpvrager staat. Vooral als er sprake is van een al langer bestaande behandelrelatie.

Hoe machteloos moet iemand zich voelen als een schreeuw om hulp wordt afgedaan als een schreeuw om aandacht? Wanneer is een vraag om aandacht geoorloofd en wanneer niet? In hoeverre heeft een indruk van iemand invloed op het stellen van een diagnose? Hoe gevaarlijk is tunnelvisie? Hoe ga je als behandelaar om met een verkeerde inschatting die achteraf in verschillende opzichten desastreus blijkt te zijn?

Onderhandelen over een aandoening en de behandeling daarvan. Geen bloedonderzoek, echo of röntgenfoto kan de mate van angst, verdriet, woede en de draagkracht die iemand hiervoor wel of niet heeft meten. Wellicht is er voor zowel de visie van een behandelaar als die van een patiënt wel wat te zeggen. Het blijft echter schrijnend wanneer iemand pijn en moeite ervaart en degene van wie men hulp verwacht het anders ziet.