Ga ergens anders zitten of hou je kop
De wekker gaat af. Ik moet uit mijn bed om dat verschrikkelijke geluid te doven. Ik volg snel mijn ‘to do’ lijst: ontbijten, wassen, tanden poetsen en aankleden. Lunch, fruit en telefoon in de rugtas. Toch buiten adem. Op naar de bushalte. Ik stap in en probeer het begin van de dag zo lang mogelijk uit te stellen. Het lukt nooit. Straks stapt die man in. Ja, kijk. Daar is hij. Ik probeer niet naar hem te kijken, maar het is onvermijdelijk. Met zijn binnenkomst kondigt hij een sleur af. Hij is een lange magere man met een volle grijze snor. Hij draagt een ambtenarentas. Zijn gezicht is uitdrukkingsloos. Dood gewoon. Altijd dezelfde kleren. Met één draai neemt hij plaats op die plek die net te klein is voor twee personen. Dan glijdt zijn hand rustig in zijn tas en er komt een puzzelboekje tevoorschijn. Met een scheve nek vult hij de puzzel in tot het treinstation. Bij het uitstappen neem ik de voordeur en hij zo beschaafd de achterdeur. Alle stoelen in de trein zijn bezet. Ook de bijstoelen voor de tassen. Deze liggen standaard op de bijstoelen. Ik zie geen lege stoel. Niemand stoort zich aan mijn verzoekende blik. Ik ga tegenover iemand staan en staar in de ogen. Onwillig haalt zij de tas weg en geeft mij een nijdige blik terug. Het is een stilte wagon. Even later blijkt dat dat niet veelzeggend is. Nauwelijks is de trein vertrokken of ik hoor een tweegesprek verderop.
– Ja hoor, deze is veel beter. Maar net zo jaloers. Ik tref altijd jongens die mij claimen.
– Ja joh?
– Ja, dit is de derde. Hij wil weten waar ik heen ga en wat ik doe.
– Ja joh?
– Ja. En ik zeg: “Lieverd, het maakt niet uit waar ik heen ga, ’s avonds lig ik naast je.” Weet je wel?
– Ja joh?
– Ja.
– Wat zegt ie dan?
– Hij vindt het een sterk argument. Dan zegt hij: “Is er iets vandaag? Je hebt je mooi aangekleed.”
– Ja joh? Wat zei je dan?
– Ik zei: “Lieverd, het maakt niet uit wat ik draag, ’s avonds draag ik mijn string voor je.”
– Ja joh? Wat zei die dan?
– Hij was er blij om. Toen vroeg hij wie mij d’r net belde.
– Ja joh? Wat zei je dan?
– Ik zei: “Lieverd, het maakt niet uit met wie ik praat, ’s avonds kreun ik voor je.”
– Ja joh? Ha, ha, ha, ha. Wat zei die dan?
Ik kijk om me heen. Niemand blijkt zich iets ervan aan te trekken. Ben ik dan de enige? Ik stop mijn vingers in mijn oren. Ik hoef dat allemaal niet te horen. Dit is een stilte wagon. Plotseling hoor ik toch een schaterlach.
Oh Shit. Dat stukje heb ik gemist. Wat zou ze gezegd hebben?