Súperchille geitenkaas
“Ik heb vanavond wel zin om iets chills te eten, een salade ofzo?”
– ”Oh ja, een geitenkaassalade is altijd wel chill.”
“Weet je welke geitenkaas chill is voor salades, deze.”
– “Chill! Wist ik niet!”
Het maakt werkelijk waar niet uit waar je bent, overal zijn meiden die alles maar chill vinden. Op het terras, op kantoor en ook in het park op een warme zomerdag vliegen de chills je om je oren. Bovenstaand gesprek overhoorde ik in de supermarkt tussen twee meiden, beiden een jaar of 25. Over ‘chille geitenkaas’.
Je kent ze wel, modewoorden die beperkt houdbaar zijn. Flex, boeie, goeiemoggel, duh-uh, vet cool. Ze waaien over uit Amerika, reclames, muziek of films. Ook studentenverenigingen zijn een broeinest voor woorden die op een gegeven moment alleen ouders nog zeggen om lekker aan te sluiten bij de jeugd. “Ja lieverd, op de koffie bij tante Ria was echt nice!” Heb je meteen een goed referentiepunt waarop je die woorden dus niet meer kunt gebruiken.
Dus, is chill het nieuwe cool? Chill staat in hetzelfde rijtje als tof en top. Het is yuppen-slang. Als je 16 bent, ‘streetcred’ spaart in energiedrankjes en wilt klinken alsof school wel de laatste plek is waar je je bijvoeglijke naamwoorden vandaan haalt, dan is alles bruut of ziek. Ben je twenty-something en woon je bij voorkeur in Amsterdam, dan vind je alles chill, top en tof. En als je nog even extra wil benadrukken hoe chill die geitenkaas is, dan is ‘ie súperchill.
Ik doe net zo hard mee hoor. Ik hoor mezelf vaak genoeg zeggen dat ik een chill weekend heb gehad. Maar zullen we afspreken dat we het niet zullen overdrijven? Geitenkaas is namelijk niet chill. Dat vind je lekker of niet lekker. Datzelfde geldt voor bijvoorbeeld sporten, uitslapen of Michiel Huisman. En ik zeg het je, we zijn toe aan wat nieuws als mijn moeder straks gaat opmerken dat ijs echt súperchill is.