Heb het lef niet!
“Heb het lef niet”, zei ze. Priemende ogen, puntige stem. We stonden tegenover elkaar. Ik dertien, zij ouder en wijzer. Mijn wegwijzer. Ik wilde iets waar ze het niet mee eens was. Iets buiten haar kaders. Er waren steeds meer dingen toen die niet binnen haar kaders pasten.
Voor dit doen van wat niet gewenst was had ik kennelijk lef nodig.
Ik had het lef wel en het deed regelmatig meer dan zeer. Ik viel van voetstukken, gooide glazen in, verslikte me in stuurloos enthousiasme, verloor, stond voor gek, brak en liet me breken.
En dan kun je twee kanten uit: Pleisters plakken, de balans opmaken en verder gaan, of buigen:
Je laat je lef los, opent een deur met scherp uitzicht op morgen en overmorgen, betreedt gebaande paden, vaart naar veilige havens en volgt het goede voorbeeld.
Ik besloot verder te gaan, we gaan met velen elke dag weer verder omdat we beseffen dat lef de wind is die je alle richtingen laat zien, het altijd stromende water dat haar weg naar zee zoekt en de zon die zonder voorwaarden elke dag weer opkomt. Het is een ode aan het leven.
Ik bleef verder gaan. Werd ouder en wijzer, maar bleef ook het kind dat achter een luchtballon aan rent. In de wetenschap dat ik beweeg, dat vooral en niet alleen ik, maar ook anderen, omdat in mijn vaart stof opwaait, dat ogen opent en dromen wakker maakt.
Het moet dus: Lef. Om voorbij het voorstelbare te reizen en dat wat al aangeraakt is. Om elkaar tegen te komen, tegen te spreken, lief te hebben, los te laten, kleuren te mengen, te botsen, te kiezen en te delen.
Het moet, want waar zou ik zijn zonder lef en waar jij? We zouden elkaar nooit vinden, niet echt zoals we zijn met bloedende knieën, modder op onze schoenen en verwaaide haren om verder, of dichterbij te komen.
Ik had het lef en het woont in ons allemaal. Het kan eruit als we voor elkaar klappen, slingers ophangen, huppelen, podia bouwen, proosten op het begin, het midden en het onbekende einde, meewandelen om de lefgozer of griet zo nu en dan een beetje uit de wind te houden, op te tillen, of de weg te wijzen en nooit, echt nooit te zeggen: “Heb het lef niet”.
Lilian Hoogendoorn