*Hatsjoe*

Denise Hagmeijer 30 mrt 2020

We zitten er middenin. Geen ontkennen meer aan. Als je ervan hield om je kop in het zand te steken, kom je daar niet meer mee weg. Zand en strand zijn onbereikbaar. Corona-crisis is overal.

Vanmorgen moest ik bloed laten prikken. Normaal gesproken is dat een eitje. Ik werk in de zijvleugel van een ziekenhuis en hobbel dan even heen en weer onder werktijd. In de wachtkamer kijk ik gefascineerd naar de medebloedprikgenoten. De puber met een muziekje schalmend uit zijn telefoon. Zijn bejaarde buurman mokkend en grommend omdat puberlief geen oortjes gebruikt en de hele bank meetrilt op de beat. De buurvrouw aan de andere kant dankbaar meedeinend op de trillingen. Haar huilbaby langzaam in slaap sukkelend.

Op de bank er tegenover een meisje met haar bejaarde opa in een rolstoel. Keer op keer vertellend dat opa nu even in het ziekenhuis is, maar dat het goed komt. Want zij is bij hem. Opa op zijn beurt voor de vijfde keer glimlachend binnen tien minuten door de troostende woorden van zijn kleindochter. Dat raakt me: liefde.

Ondertussen zie ik een oudere vrouw van allochtone afkomst struggelend met de nummertjes-automaat. Ik loop naar haar toe en vraag of ik haar kan helpen. "Zoon weg. Bloedprikken." Ik trek een nummertje en geef het aan haar, waarna we tegenover elkaar plaatsnemen. Wanneer haar zoon komt, vertelt ze blij dat ze een volgnummer heeft en dat ik haar heb geholpen. Onder zijn borstelige snor bromt hij: "Dank je wel", zich stoerder voordoend dan hij is.

Maar vandaag gaat het er anders aan toe. Een schril contrast met het bloedprik-avontuurtje van een maand geleden. Wanneer ik de wachtkamer binnenkom, zitten er 6 mensen ver uit elkaar te wachten op de toegestane zitplekken. Overal is 1,5 meter afstand afgemeten. De banken beplakt met rode kruizen. Iedereen zit alleen. Niemand zoekt contact. Wanneer ik ineens een kriebel in mijn neus krijg, denk ik: "Nee, niet nu. Alsjeblieft niet nu!" Maar de nies gaat waar hij niet gaan kan. "Hatsjoe", klinkt het in de wachtkamer. Behoorlijk hard ook. Spetterend in mijn elleboog. De wachtkamer schrikt op. Boze blikken richten zich op mij: een mogelijke vijand! Virusverspreider! Bron van infectie! Mijmerend denk ik terug aan de periode waarin een nies nog gewoon een nies was. En een kuchje een kuchje. En bloedprikken een welkome afleiding op een fijne werkdag.