Mijn laatste vakantie

Jan Willem Kroon 27 feb 2020

Lanzarote, een Canarische eiland, 25 graden Celsius. Mijn vrouw en ik zitten in de zon in een mooi appartementencomplex. Het is een enclave tussen vulkaanrots en een bruisende zee. In het midden van het vierkante gebouw is een zwembad. Tegenover ons zijn de hele dag twee kleine meisjes aan het spelen. In het ene appartement slapen ze met hun pappa en mamma. Daarnaast slapen opa en oma. Ik schrijf het express in deze volgorde, omdat vooral opa de hele dag met de meisjes aan het bellenblazen, grapjes maken en ballen, is. Oma zit in het donker aan een tafeltje, rookt veel en heeft soms haar hoofd in haar handen. Als ze opstaat, loopt ze erg moeilijk. Het vrolijke van opa steekt schril af tegen het donkere van oma.
Ik bekijk dit, zittend in mijn zwembroek in de zon, biertje op het tafeltje, wat olijven voor de ergste trek en denk aan mezelf. Ik heb uitgezaaide kanker, maar goed onder controle. Maar dat kan morgen ook over zijn. Wat zou die oma mankeren? Is het haar laatste vakantie? Hoe zou dat voelen? Ik probeer het me in te denken, maar het lukt me niet.
Op een dag gaan opa en oma naar huis. De meisjes blijven en worden door mama en papa gedragen om oma en opa uit te zwaaien. Even later komen de meisjes huilend terug. Het kleinste meisje wurmt zich uit papa’s handen en klimt met de grootste inspanning brullend de trap op. Iets wat ze eigenlijk nog niet kan. Ze rent naar de plek waar opa, en ook oma, al lang niet meer zijn.
Nu krijg ik toch een beetje het gevoel van een laatste vakantie. Opeens kan ik het ook van mezelf voorstellen en zie mijn huilende kleinkinderen voor me. Even krijg ik een angstige siddering door mijn lichaam en komt de somberheid over me. Gelukkig laat de wind de palmbladen ritselen, ik kijker naar, neem een slok bruisend bier en het brengt me weer in het heerlijke NU.