De blues van Panta Rhei
Wanneer we voor de tweede keer daten valt het zonlicht in juli prachtig over haar blond krullend engelenhaar en muizengrijze zomerjurkje. Ze heeft zelf niet in de gaten hoe mooi ze is. Daardoor nog mooier. Mijn aangeleerde lichaamstaal probeert wat onzekerheden te verbergen en als ik iets te lang in haar blauwe ogen kijk, slaat ze haar blik verlegen neer. Lief.
‘Een wandeling?’ Ze reageert verrast, bijna opgelucht. Wandelen door de duinen van Vlissingen voelt prettiger dan een onwennig gesprek aan een terrastafeltje. Zachtjes knijp ik in haar bovenarm als we lachen om een slechte grap over omsingelde zandkorrels. Ik praat te veel, zij zwijgt vooral. Stille wateren, dat belooft wat.
De livemuziek bij strandpaviljoen Panta Rhei lokt ons. We slenteren door het mulle zand naast de ritmisch deinende golven van de zee. Een prachtig decor. Haar lichtblauwe bh-bandje hangt nonchalant scheef over haar blote schouder. Onweerstaanbaar. Mijn oerinstinct smeekt of ik haar huid mag proeven. Maar nee, niet nu al.
Warme oranje kleuren aan de horizon beloven een mooie zonsondergang. We ploffen neer in het zand en genieten van bluesklanken die ons omringen. Lage basriffs laten de vlinders in mijn buik nog harder kriebelen. ‘Corona?’ Ze knikt. Ook zij wil niet naar huis, dus haal ik twee flessen. Ze perst het citroenschijfje door de flesopening en neemt een flinke teug, alsof ze het kalmerende effect van alcohol hard nodig heeft. Ik wil haar zoenen en dat voelt ze natuurlijk feilloos aan. Vastbesloten wrijf ik mijn hand over haar rug, ze houdt haar hoofd een beetje schuin; ik weet dat het mag.
We eten op de boulevard waar de menukaart is aangepast aan lustige vakantietaferelen: voorspel, vleselijk of visschrikkelijk lekker, naspel. ‘Kijk, mijn horoscoop’, grap ik. Ze blaast haar wangen precies bol genoeg om de slok rode wijn binnen te kunnen houden.
‘Meneer? Hallo? Uw Leffe blond.’ Bruut verstoord schenk ik het bier in. Mijn reflectie in de bierfles is ietwat vervormd, zoals een kerstbal dat veel leuker kan. Dichtbij het raam voel ik de decemberkou en trek mijn wollen kraag wat hoger. De laatste blauwe plekken in de lucht verdwijnen door samenpakkende grijze wolken, de eerste miezerregen valt. Gary Moore zingt over Parijs, de Champs-Elysées en Beaujolais wijn. ‘And I recall that you were mine.’ Zijn gitaar jankt flink.
Wandelend laat ik Panta Rhei en de herinnering aan een zomerromance achter me op het stille strand. De gure wind laat mijn ogen tranen. Kutblues.