De verongelijke “ik”

Het is raar dat we in een tijd leven dat het niet beleefd is om een zin met “ik” te beginnen. Terwijl het bij jou en mij altijd om ik draait. Je zoekt naar een rebel, een dissonant, iemand die ons erop wijst dat het draait om onze verlanglijstjes. Onze familie. Onze band. Wat ik wil laten zien is dat het altijd om jou draait. Jij wilt andere mensen gelukkig maken en helpen omdat het jou gelukkig maakt en helpt.
Ik is altijd egoïstisch, behalve naar jou toe. Ja, ik weet het.

Je zoekt naar een onderliggende, diepere betekenis waardoor je weer vol frisse tegenzin je werk, je verplichtingen, je taken kan volbrengen. Je kan zelfs aan het einde van de dag terugkijken op een dag waaraan je voor je gevoel alles hebt volbracht. Op dat ene knagende gevoel na. En iets dat regelmatig knaagt, vreet iets van je weg. Je weet niet wat, want het is weg. Een deel van jezelf. Het wordt steeds lastiger om naar jezelf te kijken, toch blijf je het doen. Want het is mooi. Jij bent mooi. Ik ben mooi. We worden allemaal steeds mooier. En dat is precies wat ik bedoel.

Wij worden mooier, slimmer, beter door vaak naar onszelf te kijken. Dus waarom beginnen we gewoon de zin niet heel eerlijk met “ik”. Ik heb dit stuk geschreven omdat ik dat wil. Jij leest het, omdat jij dat wil. Ik wil een huis omdat ik dan meer ruimte heb. Ik wil meer ruimte omdat ik dat nodig heb. De ruimte heeft mij niet nodig. Nee, die denkt wel aan zichzelf. Ik wil meer ruimte in deze krant omdat dat goed is voor mij. En ik krijg het gevoel dat ik ogen niet zozeer open, alleen verander ik de perceptie. Omdat ik dat een goed idee vind.
Misschien mis je straks de boodschap. Het draait ook allemaal om jou he?

Wij mensen zijn geen kuddedieren. We missen zo het naar onszelf kijken. Als wij in de metro staan als ingeblikte sardientjes. Als de hele metro leeg zou zijn, zouden we ons fantastisch voelen. Stel nou, dat je een paar mensen mee mag nemen.
Dan komt het gezelschap goed uit omdat het jouw rit aangenamer maakt. Ze verrijken jou. Je laat je verrijken. De deuren openen zich, het draait om jouw rit. Het zit in ons. Om elke zin met “ik” te beginnen.

Ik stoor mij soms aan bijvoeglijke naamwoorden. Soms zeg je meer door de woorden niet in een gepolijst jasje te verfraaien. Maar door ze koud en kil te laten klinken. Alsof ze staan te wachten bij een slaperige, spookstadachtige metrohalte om te worden opgehaald door een piepende, onheilspellende metro. Ik wil nu graag stoppen. En jij?