Redactie Metro
Redactie Metro Binnenland 3 mrt 2020
Leestijd: 8 minuten

‘Eigenlijk vind ik Rotterdammers vriendelijk, maar dat hoor je zelden’

644.618 Rotterdammers maken Rotterdam tot een gemeenschap met een Rotterdamse identiteit. Art Collart (37), Rotterdammer 580.761, woont sinds 2005 in de stad. Hij ontwikkelde de educatie voor Villa Zebra en doet dit sinds kort bij het Chabot Museum. Art werkt daarnaast als grafisch ontwerper van boeken voor kunstenaars en kunstinstellingen. En hij is vader van twee kleuters.

Hoe kom je in Rotterdam terecht? 

Ik kom uit Eindhoven, en hoewel ik naar de Rotterdamse kunstacademie ging, wilde ik gewoon in Eindhoven blijven wonen. Ik had niks met Rotterdam. Maar na een halfjaar wist ik: Rotterdam gaat het worden. Waarom is lastig te zeggen. Ik voelde me er thuis. Op mijn gemak.

Wat was je eerste indruk van Rotterdam?

Ik had er een vrij ongezellig idee over: dat Binnenwegplein, dat je dan heel grijs voor je ziet. Ik kwam weleens in Rotterdam voordat ik er woonde. Maar toen ik de stad 15 jaar geleden echt ging verkennen, pakte ik natuurlijk de tram de verkeerde kant op. Die reed de Kruiskade op en zo kwam ik in één keer in een rauwe buurt terecht, een totaal andere sfeer dan ik gewend was. En een heel stuk levendiger dan mijn door het plein gevormde beeld.

Bestaat er een Rotterdamse identiteit?

Ik denk dat dit een cliché is. Hardwerkend en direct, dat geldt echt niet voor alle Rotterdammers. Eigenlijk vind ik Rotterdammers vriendelijk, maar dat hoor je zelden. Wat ik altijd opvallend heb gevonden: Rotterdammers zijn niet gesloten. Je legt hier makkelijk nieuwe contacten, je mag aansluiten, meedoen. Ik kom nog altijd nieuwe mensen tegen. Misschien heeft de stad precies het goede formaat: groot genoeg voor verschillende netwerken, klein genoeg dat deze elkaar overlappen. En als je bedenkt: ik zou iets willen opzetten met die en die instelling, dan bel je ze op en zit je een week later samen aan tafel. Dat vind ik echt Rotterdams en dat heeft wellicht ook te maken met het formaat van de stad. Er is genoeg te doen en te vinden, maar het blijft overzichtelijk. Ik werkte voor een tentoonstelling ooit samen met een bekende kunstcriticus uit Amsterdam en die zei: “Wat, ga je voor jezelf beginnen in Rótterdam? Dan ben je straks de beste ontwerper van Rotterdam, maar dan heb je nog niks.” In Amsterdam gebeurt natuurlijk meer, maar dat zegt niets over de kwaliteit.

Draag je iets bij aan de stad?

Ik denk dat je vanzelf meebouwt aan de stad. Dat kan op alle niveaus zijn, van de ouderraad op de basisschool tot leidinggeven aan een culturele instelling of het ontwerpen van affiches die uiteindelijk in de stad komen te hangen. We vormen samen de stad – je bouwt mee als je in jezelf investeert.

Hebben wijken hun eigen identiteit?

Ik woon nu in Bergpolder, maar we verhuizen deze maand naar een huis net over de snelweg, vlak bij de Kleiweg. Je kunt daar nog een iets groter huis kopen, verder uit het centrum maar nog wel echt stads. Daar vormt zich een leuke wijk met mensen die uit het centrum trekken en veel gezinnen uit Blijdorp en Bergpolder.

Hier in Bergpolder stonden negen jaar geleden nog de dealers voor de coffeeshop om de hoek. Dat is nu een wijnbar met een Hillegersbergse sommelier, die zijn clientèle heeft meegenomen. De zwarte golfjes zijn ingeruild voor dikke BMW’s. Vroeger kon je hier op zondag nergens iets eten, nu zitten er wel vijf leuke tentjes. Iedereen wil nu in onze straat wonen.

Wat is belangrijk in een wijk?

Diversiteit en die zie je in Bergpolder en ook in onze nieuwe wijk. Er zijn stellen met twee fulltime banen, een in UFO’s geïnteresseerde buurman die al 43 jaar in zijn huurhuis zit, een buurvrouw met LAT’ters, mensen met kinderen, mensen zonder werk – alles door elkaar. Maar er is wel contact en je kent elkaar bij naam. Ik zou niet in een straat willen wonen waar iedereen hetzelfde is qua achtergrond – je wilt ook dat je kinderen zien dat mensen verschillen. Bergpolder wordt wel langzaam uniformer. Maar goed, wijken veranderen.

In welke wijk kom je te weinig?

Wijken diep in Zuid. Ik heb daar de eerste jaren gewoond. Totaal anders, er gebeurde altijd wat. Er waren meer problemen en er was meer criminaliteit op straat. De buurman werd weleens van zijn bed gelicht door de politie, maar ik kon het prima met hem vinden. Ik woonde daar eigenlijk toch heel prettig.

Hoe ervaar je de stad?

Met twee kinderen van 1 en 3 jaar ga je naar kinderboerderijen, het Plaswijckpark en gelukkig ook nog steeds veel naar musea. Maar ik kom steeds minder in het centrum, rondstruinen doe ik liever in mijn eigen wijk.

Ben je een trotse Rotterdammer?

Ik voel me echt een Rotterdammer en ben er eigenlijk wel trots op. Ik vind dat de stad mooi opgebouwd wordt. Ik zie weinig flaters qua gebouwen, het blijft een geheel en de stad wordt mooier. Zolang ze maar een beetje risico durven te nemen met gekke gebouwen van Rem Koolhaas en MVRDV. Neem de Markthal: het is een raar ding, maar met die ufo van station Blaak en het potlood ernaast werkt het wel. In sommige andere steden staat er opeens een raar modern gebouw in een harmonieus geheel – dat klopt dan niet. Neem het CS, dat bouwt mee aan het geheel van rare dingen, net als het nieuwe Depot bij Boijmans. Dat zou in heel veel steden misstaan, maar in Rotterdam past het. Ik werk ertegenover, in het witte modernistische villaatje, en ervaar dat het op elkaar reageert. Dan sluit je ’s avond af en sta je voor die spiegelende pot met de hele skyline, het werkt uit alle hoeken. Tussen de beeldbepalende architectuur zitten misschien dingen die lelijk zouden zijn in een andere stad, maar niet in Rotterdam.

Waar moet het heen met de stad?

We zitten al dicht tegen de ideale stad aan, vind ik. Omdat het gemixt is, omdat je de ruimte hebt om jezelf te ontwikkelen. Je kunt je aansluiten bij anderen of je eigen plan trekken. Volgens mij is iedereen welkom en dat is een belangrijk uitgangspunt. Kritiek is makkelijk. Over de nieuwe plannen rond de Euromast kun je denken: ja, er gaat een groenstrook weg, het icoon staat niet meer alleen. Maar er willen ook mensen wonen, en een goed icoon blijft heus wel overeind staan. Wat me een goed idee lijkt: aantrekkelijke gezinswoningen in die sjieke torens bouwen. Misschien heb je dan geen tuin, maar wel een zwembad. Zo heb je niet alleen tweeverdieners zonder kinderen in het centrum. Die hebben vaak ook minder met de stad en de wijk. Het zijn gezinnen die een wijk levendig houden. Die zie je op straat, die gaan overdag naar de plaatselijke bakker.

Kritiek op de stad?

Als ik dan kritiek moet geven: het idee om volkstuinen te vervangen door woningen of openbare parken is echt vreselijk slecht. Volkstuinen zijn van waarde voor de samenleving. Ook omdat ze Rotterdam in het klein zijn dankzij verschillende mensen die elkaar anders nooit tegen zouden komen. Ze bouwen samen op een lekker kneuterig niveau aan de tuin en de vereniging. Met z’n allen met de kruiwagen en snoeien maar – ze krijgen een band. Je houdt er ook mensen mee in de stad, de gezinnen die op een bovenwoning zitten en in de stad blijven vanwege die tuin. Onze tuinvereniging heet niet voor niets Tot Nut en Genoegen.

Welke Rotterdammer vertegenwoordigt Rotterdam het best?

Ik vind Hendrik Chabot (schilder, 1894-1949, red. ) echt een typische Rotterdammer. Hij was altijd hard aan het werk en zocht voortdurend manieren om zijn kunst beter te maken, zonder daar te veel over te praten. Of anders Bokito. Eerst denk je: ik houd een beetje afstand. Maar het schijnt een hele vriendelijke aap te zijn die heel goed voor zijn gorilla-familie zorgt!

Wat is je mooiste Rotterdamse verhaal?

Ik ben de enige van mijn Brabantse familie die hier woont. Mijn oma, geboren in 1904, kwam uit Rotterdam. Ze verhuisde op jonge leeftijd voor een baan naar Brabant, maar is altijd Rotterdammer gebleven en vierde bijvoorbeeld stug geen carnaval. Tussen haar oude spullen op zolder bleken foto’s te zitten van de bombardementen, gemaakt door een achterneef en tijdens de oorlog naar mijn oma gestuurd. Toen ik ze goed bekeek, zat er eentje bij van het huis waar ik 75 jaar later zou gaan wonen – er was net een bom naast gevallen. Ik ben in dezelfde week dat ze overleed – op haar 100ste – naar Rotterdam verhuisd. Het was het laatste dat ik tegen haar zei. Ze vond het prachtig.

De 6 van Art

Restaurant: Sahlan aan de Rodenrijselaan, een knus eethuis met een bijzonder goede Turkse kaart.

Bijzondere plek: Buitenplaats Brienenoord, een prachtig circulair gebouwd pand waar ze werken aan ideeën voor de stad.

Boek: Play van Carel van Hees. Deze Rotterdamse fotograaf legde begin deze eeuw drie jaar lang Rotterdamse jongeren vast.

Kunstenaar: Eva Krause, haar schilderijen tonen een spannende, surrealistische wereld.

Bakker: Avrasya in de Zwart Janstraat, hier staat de bakker zichtbaar het deeg te kneden voor heerlijk brood.

Museum: Chabot Museum, door velen nog niet ontdekt, zit in een prachtige, modernistische villa.

Meer van Art: instagram.com/artcollart

Foutje gezien? Mail ons. Wij zijn je dankbaar.