Vruchtwater

Jeroen Bootsman 13 okt 2017

Geluk is het ontbreken van ongeluk, placht mijn vader zaliger nogal eens met onverholen cynisme te verkondigen. Vrij vertaald naar de huidige linguïstische maatstaven: geluk is gelul. Allitereert ook nog hartstikke lekker.
Je hartstikke lekker voelen. Is dat geluk? Geluk is net zo’n vage term als andere onaantastbare, gewichtige, maar abstracte begrippen zoals liefde, haat en geld, waarvan de respectievelijke connotaties nauwelijks bijdragen aan meer aanraakbaarheid.
Geluk wordt nogal eens verward met blijdschap. Een hevig, maar vooral vluchtig sensationeel besef van iets fijns of lekkers, vaak beleefd in een of ander sociaal verband.
Geluk, zo leert de huidige filmhuishit ‘Walk with me mij’, is – letterlijk – zaak van een langere adem en vooral een zaak van individu en innerlijk. Wie bereid is tot enige meditatieve introspectie, zal een rendement ervaren dat het hier en nu ontstijgt. Met gesloten ogen en een bewuste, gecontroleerde, maar ontspannen ademhaling ligt voor iedere geluksleek een gemoedstoestand ontdaan van welke opwinding veroorzakende emotie dan ook binnen handbereik. Een ervaring in een eendimensionaal universum waarin tijd niet lijkt te bestaan, een nirwana waar chaos, angst en verwarring personae non grata zijn.
Maar zolang alleen God in staat is zich aan de talloze aardse onvoorspelbaarheden te onttrekken, blijft deze beleving beperkt tot incidentele sensaties, die zich aaneen rijgen tot een samenraapsel aan afgebakende geluksmodules en is het heel en al nog lichtjaren van onze geestgrond verwijderd. Met andere woorden: blijdschap ligt voor iedereen binnen handbereik, maar om het ultieme geluksgevoel op te roepen, te ervaren en te bestendigen kunnen we eigenlijk niet anders dan het leven van alledag permanent on hold zetten. TiTa Tovenaar hoefde alleen maar even met de handen te klappen om de wereld even niet te laten doordraaien, maar voor de door talloze moderne fratsen en hijgerige impulsen opgejaagde moderne mens is dat bepaald geen sinecure.
Alleen het ongeboren kind, in zalige onschuld en onwetendheid dobberend in het vruchtwater, is een natuurtalent qua geluksgevoel. Want geluk is eigenlijk niets meer dan het vredig ervaren van het absolute niets. Maar niets veronderstelt ook iets. Twee begrippen die elkaar bij voorbaat wederkerend uitsluiten. Dus zou je kunnen stellen dat geluk feitelijk niet bestaat.
Denk de mensheid in z’n huidige vormfouten zo’n beetje weg en je houdt (n)iets over: wellicht bescheiden contouren van pril geluk?