Bedachtzame wandeling

Hilde Kema 19 jun 2017

Pas liep ik langs een merel.
Hij floot een verleidelijk wijsje, met zijn bek vol worm.
Ik dacht direct, ‘moet je maar goed doen, meneer merel’.
Als het in vogelland hetzelfde gaat als in de wereld waar ik deel van uitmaak,
is het niet waarschijnlijk dat je met dit gedrag punten bij de vrouwtjes scoort.
Er is een bepaald soort dat het kan tolereren of zelfs eender acteert, maar beschaafd is het niet.

Enkele meters verder keek ik omhoog.
Ik keek recht een modern appartement in.
De ruimte was bekleed in warm licht, waardoor een oranje gloed naar buiten straalde.
Het zag er zo gezellig uit.
Na iets langer kijken, zag ik dat de balkondeur op standje wagenwijd gezet was.
Binnenin de warme gezelligheid, draaide bovendien een levensgrote plafondventilator.

Soms is een eerste gezicht de beste optie.
Wanneer je verder kijkt, kan alles anders zijn.

Wat nou, als de mereldames kicken op een man met volle mond.
Als dat hen zekerheid en verzorging verteld.
Grote merelkinderen, op volle kracht.
‘Nee, zo’n schamel wijsje doet mij niks. Hij zong met lege bek, wat denkt ie zelf.’

Wat als het in de strakke kamer bloedheet is, en de gewone lampen het hebben begeven.
Dat ze erachter komen dat het niet verstandig is om buitenlucht te koelen.
Dat het enige gezellige, de muziek van het café onder hen is.
‘Schat, we moeten echt meer gaan decoreren, het is hartstikke kaal hier.’

Je weet het niet.
En onwetendheid is nu net intrigerend.

Behalve dan, wanneer het situaties in eigen leven bevat.
Wanneer je niet snapt waarom de kat maar blijft miauwen,
ook na een schone kattenbak, een liefdevolle poetsbeurt, nieuw voer en water.
Of als alle inspanning niet beloond wordt.
Als je ziekte niet overgaat, of banden maar niet versterken.

Soms is het heerlijk om simpelweg de benenwagen te nemen.
Het maakt niet uit waarheen.
Zolang het maar weg is.
Vrij. Gedachten en realisaties krijgen de ruimte, en eerste indrukken worden verwerkt.

Men kan mij wel eens arrogant vinden, of net iets te stoer.
Laat ze maar denken.
Ik bepaal graag het eerste gezicht, een diepere blik is me te persoonlijk.
Niet meteen.

Mocht ik dan toch geraakt zijn, dwars door al mijn bescherming, kruip ik onzeker en timide tegen mijn sterke kerel. Zelfs als hij zijn mond vol heeft.
Hij vind mij lief en mooi, ook op het tweede gezicht.
Hij neemt me mee op onze eigen route.
Ik trek mijn wandelschoenen maar weer aan.