De winterfair
Mijn moeder en ik hadden een ritueel. Althans, het begon er serieus op te lijken. Vier jaar op rij bezochten we de Margriet Winterfair. Niets kwam daar tussen.
„Mama, jij en oma kunnen niet naar Margriet. Sinterklaas komt aan”, zei mijn zoon.
„Jij gaat met papa” reageerde ik onverbiddelijk.
De Winterfair was meer dan een hal vol kraampjes, kerstsfeer en middelbare vrouwen die in dikke rijen stonden te wachten, kortingsbonnen in de hand, op koffie en appeltaart. Het was een mengeling van intense nostalgie, hoopvolle vreugde, B-artiesten en huiselijke tuttigheid, waar ik hartstochtelijk naar hunkerde. Soms begon dat verlangen al in oktober. Straks in november mogen we weer, jubelde het in mij.
Op die dag zorgde ik een beetje voor mijn moeder, zoals zij dat jarenlang voor mij had gedaan. Ik gebruikte mijn ellebogen, wrong me tussen vrouwen door, wierp als eerste onze jassen over de balie van de garderobe. Bij het bemachtigen van een tafeltje duwde ik haar in een stoel en was weg, op zoek naar koffie en gebak.
Pitbull
De rij was uitnodigend lang. Ik keek om me heen: kapsels, truien, sjaals, laarzen, brillen, gestifte lippen, kettingen, schoudertassen. Ik rook parfum en warme chocolademelk. Ondertussen zwaaide ik even. Mijn moeder zwaaide ongemakkelijk terug. Als een pitbull bewaakte ze de lege stoel tegenover zich. Tientallen moeders, dochters, zussen, collega’s, vriendinnen. Hier en daar een verdwaalde man – ga toch weg.
Wat ik ooit links had laten liggen, omarmde ik nu. Het weekblad waar ik als 12-jarige al in bladerde, vol mode, huisinrichting, columns en recepten, alles wat het leven toen nog overzichtelijk deed lijken. De nieuwste make-uptrends en kapsels, gecombineerd met interviews vol familieleed. Van mijn 20e tot mijn 39e keerde ik me ervan af, om daarna voorgoed thuis te komen, me wentelend in de fijne sferen die deze happening bracht.
Onbekommerd
Het raakte aan het gevoel dat ik vroeger bij mijn oma thuis kreeg. Als kind zat ik bij haar aan tafel, omringd door tantes met schorten om en boezems waar je ‘u’ tegen zei. De warmrood fluwelen gordijnen, de kachel die brandde. Het onbekommerde geklets, afgewisseld met onschuldige verontwaardiging over tien cent prijsverschil. Hun gegier, waar mijn broer en ik vrolijk en verbijsterd bij zaten. Een beetje geschokt keken we naar onze moeder, die huilde van het lachen.
Nou ja, dat.