Buitenspelen zou een verplicht schoolvak moeten zijn
Het is één van de vele wijze quotes van mijn jeugdheld Johan Cruyff . Ja… Johan Cruyff. Laten we hem nou eens als voorbeeld nemen. Waarom niet?
Was Cruijffie dan een hoogbegaafde studiebol? Nee, niet bepaald. Of was Cruijffie juist een domme jongen die voor galg en rad is opgegroeid? Nee, ook niet bepaald! Maar door te doen waar zijn hart en zijn talent lag, groeide streetwise Jopie uit tot de – op Rembrandt van Rijn na – bekendste Nederlander aller tijden.
Misschien is Cruijffie niet eens zo’n goed voorbeeld. Hij was immers zo extreem, buitengewoon getalenteerd en hoogbegaafd in wat later zijn professie zou worden, dat hij boven alle aardse buitencategorieën uit zweefde. Heeft hij dat talent in de schoolbanken ontwikkeld? – En ik weet het… ik vergelijk nu een beetje appels met peren want, let wel, natuurlijk is onderwijs en leerplicht onmisbaar voor onze algemene ontwikkeling. Toch voelen veel kinderen zich niet tot amper thuis in de schoolbanken en bij de leervakken en presteren ze onder. Is dat terecht?
Snel afgeleid
Wat als je je als kind niet gezien of gehoord voelt en dus niet zo ijverig bent op school? Betekent dat dit kind in kwestie lui is? Of dommer dan het kind dat wel voldoening vindt in alle schriftelijke en theoretische leerstof?
Zelf was ik snel afgeleid. Als een leraar of lerares met ellenlange droge betogen over geografie, of een zoveelste zinloze oorlog ergens in 1534 aankwam, of droge rekensommen oreerde, draaide mijn hoofdje al snel als vanzelf richting het buitenraam en dwaalde mijn gedachten rappido af naar de zonnige terrasjes of bosrijke omgeving waar ik die zomervakantie met mijn ouders of met vriendjes had doorgebracht.
Anno 2025 had ik gezegd over school: „Mij niet bellen.” Maar om te zeggen dat schoolgaan een kwelling was, gaat ook eigenlijk ook weer te ver. Je kon er tenslotte hartstikke leuk proppen schieten en etteren met je vriendjes in de klas. Ik was speels, hoorde ik, maar als na een langdurige schooldag vol saaie rekensommen en slaapverwekkende taalkundige pirouettes, eindelijk de schoolbel luidde, dan kreeg je nog een half pakhuis aan huiswerk mee. Ik viel daarmee de volgende dag meestal keihard door de mand. Ook de diverse overhoringstechnieken waren niet aan mij besteed. Ik besteedde mijn vrij uurtjes liever op mijn eigen manier en ontdekte zo de wereldse wereld. Hoe?
Buurmeisjes
Door bijvoorbeeld belletje te trekken of verse hondenpoep in een oude krant te stoppen en die ergens voor de deur te leggen en in de fik te steken, aan te bellen en dan te hopen dat het slachtoffer woedend de krant ging uitstampen, om vervolgens tot aan de oren onder de poepspetters te zitten. Ook wilde ik voetballen en indruk op de buurmeisjes maken.
Het gevolg was dat ik meestal voor straf aan het eind van de volgende lange schooldag extra moest nablijven om ‘de schade’ in te halen. Gestraft omdat ik als kind lekker buiten wilde ravotten en spelen.
En nu? Is vandaag de balans tussen droge theoretische kennis en speelse creativiteit nog verder doorgeslagen? In mijn tijd was dat al zo. En ik weet dat de tijden echt wel zijn veranderd.
Alien met een houten poot
Tijdens mijn schooljaren was ik geen studiebol, maar zeker ook niet dom. Ze wisten eigenlijk niet zo goed wat ze met mij aan moesten. Ik kon de mavo aan, maar gezien mijn jeugd-adhd, was dan de LTS de meest logische optie. Laat ik alleen zo technisch zijn als een alien met een houten poot en twee linkerhanden. Ik had na het zogenaamde brugjaar de keuze om mijn arbeidsdagen verder te slijten bij de banketbakker, of als metaal- of houtbewerker. That’s it! Vriendje Henkie werd bakker, dus weet je wat? Dan word ik ook maar bakker, dacht ik. Gezellig toch. Alleen had ik totaal geen aanleg en interesse voor het bakkersvak. Dus voltooide ik de technische schoolrit niet.
Een oceaan van zoute tranen bezorgde me dat niet, want ik was maar al te blij dat mijn lijdensweg ten einde kwam en ik lekker zonder diploma de grote wijde mensenwereld in mocht, om als jonge swingende postbode in de buitenlucht mijn draai voor jaren te vinden.
Ik straalde en was blij. Wat een plezier vond ik daarin. En later? Kwam het toen ook nog goed? Ach, die pre-puberonrust uit mijn schooltijd raakte ik gelukkig nooit helemaal kwijt en mijn latere bokkensprongen brachten me in de glamourwereld tot manager van tientallen missen en fotomodellen, zelfs met grote internationale uitspringers. Ook daarna verdiende ik een paar jaar de kost als misdaad- en showbizzstukjesschrijver en eindigde met net zoveel plezier bij een tankstation achter de kassa.
Super avontuurlijk en helemaal niet zo slecht voor een rebelse kwajongen. Hoogopgeleid was/is dus helemaal geen garantie voor een lang en gelukkig arbeidzaam leven.
Spot en pesterijtjes
Zo herinner ik mij ook mijn klasgenootje Ceessie met zijn rode haren en sproetenkoppie. Hij was maar al te vaak een dankbaar middelpunt van spot en pesterijtjes. Ik had echt altijd met hem te doen. Ook leraren deden hier subtiel aan mee.
Ik zie hem nog staan, moegestreden en beteuterd met zijn vinger in zijn neusgat, toen hij net van een onderwijzer weer eens had gehoord dat er van hem niets terecht zou komen. Ceessie moest van school, was afgeschreven en kansloos.
Ik moest deze week nog aan hem denken toen ik ergens langs een bouwplaats liep en snelgeteld vier autootjes van Cees’ goedlopende bouwbedrijf – dat door heel het land actief is en inmiddels door zijn twee zonen is voortgezet – zag staan. Ik googelde mijn vroegere klasgenoot en zag dat hij inmiddels de onroerend goedbezitter van het halve dorp is, waar hij woont.
Die vinger van hem die hij ooit van frustratie en verdriet in zijn neusgat stopte, steekt hij nu hard lachend de lucht in als hij aan zijn plaaggeesten van toen terugdenkt.