Catalpa
:format(jpeg):background_color(fff)/https%3A%2F%2Fwww.metronieuws.nl%2Fwp-content%2Fuploads%2Flezerscolumn-files%2FAnnemiek-79.png)
Het was 1995, het jaar van het tweede Mahlerfestival in Amsterdam. Het was ook het jaar van mijn eigen Mahlerfestival. Onder de catalpa-boom in mijn eigen tuin.
De goudgele bladeren staken verblindend af tegen het blauw van de meihemel. Net of je onder de staatsie-parasol van een Ming-keizer zat, omringd door een waas van zoete bloemengeur. Ik werd daar zo tevreden van dat ik zomaar een fragment uit Mahler IV begon te neuriën.
Toen werd ik een beetje wakker en vroeg me af waarom ik van die rare aanvallen had. Lag dat aan de boom? Ik keek naar de bloesemkaarsen die het dak vormden van de boomkruin. Ik hoorde geneurie van nijvere hommels, bijen met stuifmeelklompjes en zweefvliegen als stilstaande kolibries. De hommels zoemden een toon. De bijen zongen er eentje hoger. De hoogste toon zongen de zweefvliegen. En dat akkoord zat ook in Mahlers vierde symfonie. Jeetje!
Herrie-haat
Had hij die insectendrieklank echt zo gehoord en meegenomen? Best mogelijk. Want Gustav Mahler was extreem gevoelig voor zintuiglijke indrukken, las ik in een biografie van hem. Tegenwoordig krijg je medicijnen voor zoiets. Maar hij kon overvallen worden door een oorverdovende buitenwereld. Dan kwam er niks van componeren. Hij moest het doodstil hebben.
Een keer stormde hij nogal woedend zijn afgelegen componeerhuisje uit om bij de pastoor te gaan schreeuwen dat de kerkklokken moesten stoppen, hij werd er gek van. En toen hij – tussen 1900 en 1910 – dirigeerde in het Amsterdamse Concertgebouw, moesten alle trams stilstaan of omrijden. Dat gerinkel en geschraap zou zijn muziek maar bederven.
Laat de natuur klinken
In zijn derde symfonie hoor je het ruisen van de wind in het gras. Een echte wind door echt gras. Het lijkt wel toveren. In een bos klinkt geluid heel anders dan op een weide. Bij Mahler ook. Zelden zal iemand zo exact vogeltonen in muziek hebben vertaald. Ooit geweten dat de koekoek twee akkoorden zingt, variërend van kleine terts naar bijna kwart? Beethoven wist het niet, maar Mahler wel. Zijn nachtegaal heeft drie fluiten nodig, van piccolo tot eerste en tweede dwarsfluit, maar dan heb je ook wat. Een nachtegaal die niet van echt is te onderscheiden.
Ik heb eens een ornitholoog horen betogen, dat je in Mahlers muziek kunt horen in welk seizoen die is geschreven. De mezen zingen een voorjaarslied of een herfstlied. Daar keek ik zwaar van op. Ik wist niet eens dat mezen per seizoen van liedje wisselden. Toen ben ik er op gaan letten, en waarachtig, dat klopte. ‘Wie ein Naturlaut‘, zo moest het klinken. Dat schreef Mahler erbij in de partituur.
Een man om bang van te worden
Als dirigent was hij dwangmatig precies, zelfs obsessief. Zijn gedrag jegens de orkestmusici zou tegenwoordig ‘grensoverschrijdend’ worden genoemd. Zijn woede-uitbarstingen waren berucht. De orkesten kregen de bibbers van zijn gedram en zijn driftbuien, als ze al niet doodsbang voor hem waren. De trompettist moest achter de deur gaan staan of op het balkon. Of zelfs op de gang. Elke zucht van elke snaar, elke roffel op pauk en trom, elke fluistering van een menselijke stem, het moest allemaal klinken zoals hij het in werkelijkheid had gehoord. Er moesten zelfs nieuwe instrumenten worden uitgevonden zoals dat houtblok, waarop de omfloerste trom werd nagebootst die Mahler in New York had gehoord. Hij stond aan het open raam van zijn hotelkamer toen op straat de begrafenisstoet van een brandweerman langskwam. Met die doffe trom.
Al zouden ze me levenslang opsluiten, met Mahlers muziek in mijn oren zou ik nog steeds vrij zijn. Met de hele natuur in mijn cel. En al die insecten en vogels die je nu niet meer hoort. Is er nog wel een ‘Naturlaut’, vandaag de dag? En hoeveel muziek blijft ongeschreven, vanwege alle rotherrie?