Schoolzwemmen – de realiteit achter de nostalgie
:format(jpeg):background_color(fff)/https%3A%2F%2Fwww.metronieuws.nl%2Fwp-content%2Fuploads%2Flezerscolumn-files%2FWhatsApp-Image-2024-11-07-at-07.12.11_be60f969-2.jpg)
Op 7 maart schreef Pepijn Keppel in Trouw over de herinvoering van verplicht schoolzwemmen. Zijn betoog klinkt op het eerste gezicht logisch: stijgende zwemleskosten en sluitende zwembaden zouden bijdragen aan een toename van verdrinkingen en schoolzwemmen zou hiervoor de oplossing zijn. Dit is echter een te simplistische benadering van een complex probleem.
De realiteit van het hedendaagse onderwijssysteem en de praktische uitvoerbaarheid van schoolzwemmen worden hierin niet meegenomen.
Als zwemveiligheidsexpert zie ik dagelijks de impact van zwemonderwijs op kinderen en begrijp ik de noodzaak van een structurele aanpak. Zwemveiligheid is essentieel, maar een verplichte terugkeer naar schoolzwemmen is in de praktijk niet de meest efficiënte of haalbare oplossing. Het basisonderwijs staat al onder grote druk en de invoering van schoolzwemmen kan per schooljaar oplopen tot ruim honderd uur extra tijdsinvestering. Dit gaat direct ten koste van andere verplichte vakken zoals rekenen en taal, waarin veel kinderen nu al achterstanden hebben.
Impact van schoolzwemmen
Het huidige onderwijssysteem kent een vol lesprogramma met vastgestelde onderwijstijd voor vakken zoals rekenen, taal en burgerschap. Er is binnen dit strakke rooster weinig tot geen ruimte om zonder gevolgen een groot aantal uren aan schoolzwemmen toe te voegen. Naast de effectieve zwemtijd gaat er veel tijd verloren aan reistijd, omkleden en de praktische organisatie rondom het zwemmen. Dit kan oplopen tot een totaal van 100 tot 180 uur per schooljaar. Het is niet realistisch om deze tijd uit het onderwijsprogramma te halen zonder dat dit andere vakken onder druk zet.
Daarnaast is de klassieke aanpak van schoolzwemmen inefficiënt. Groepen kinderen worden in een vastgesteld schema naar het zwembad gebracht, volgen in groepsverband een korte zwemles en keren vervolgens terug naar school. De effectiviteit van deze aanpak is discutabel. Onderzoek toont aan dat kinderen pas echt profiteren van zwemonderwijs bij een hogere frequentie dan de traditionele wekelijkse of tweewekelijkse zwemlessen die schoolzwemmen doorgaans biedt. Hierdoor duurt het behalen van een zwemdiploma langer en worden de kosten en de tijdsinvestering nog groter.
Tijdsinvestering
Gemiddeld duurt het behalen van een zwemdiploma aanzienlijk langer dan vaak wordt aangenomen. Voor het A-diploma is gemiddeld 51 klokuren nodig, wat neerkomt op 68 lessen van 45 minuten. Voor het volledige ABC-diploma loopt dit op tot 84 klokuren, oftewel 112 lessen van 45 minuten. Wanneer een kind slechts één keer per week schoolzwemmen heeft, betekent dit dat het behalen van het A-diploma bijna twee schooljaren in beslag neemt. Daarbij wordt nog geen rekening gehouden met de onderbrekingen door schoolvakanties, waardoor de continuïteit van het leerproces regelmatig wordt verstoord. Om echt effectief te zijn, zou een kind eigenlijk twee keer per week moeten zwemmen, wat binnen het huidige onderwijssysteem niet haalbaar is.
Naast de lestijd zelf moet ook rekening worden gehouden met de bijkomende tijd voor omkleden en reizen. Uitgaande van een zwemles van 45 minuten, twee keer vijftien minuten omkleedtijd en twee keer tien minuten reistijd, kost één zwemles in totaal 95 minuten. Voor het volledige ABC-diploma zou dit neerkomen op 177 uur aan totale tijdsbesteding. Dit gaat ten koste van andere belangrijke onderwijstaken.
Een realistisch alternatief
In plaats van een inefficiënt en tijdrovend systeem zoals schoolzwemmen, pleit de Nederlandse Stichting Water- & Zwemveiligheid (NSWZ) voor een alternatieve aanpak: zwemlesverlof. Dit zou ouders de mogelijkheid bieden om hun kinderen onder schooltijd zwemlessen te laten volgen, zonder dat dit ten koste gaat van de onderwijskwaliteit.
Zwemlesverlof zou specifiek kunnen worden ingezet voor kinderen in groep 1 en 2, wanneer zij 4 of 5 jaar oud zijn. Deze leeftijdsgroep heeft een flexibeler dagprogramma en is nog niet in staat zichzelf zelfstandig om te kleden. Hierdoor is begeleiding van ouders of verzorgers noodzakelijk en kan het zwemlesverlof effectiever worden ingezet. Kleuterklassen hebben bovendien een minder vastomlijnde onderwijsmethodiek, waardoor het tijdelijk missen van lestijd minder impact heeft op de leerontwikkeling.
Vanaf groep 3 verandert dit. Kinderen moeten zelfstandiger worden, het lesprogramma is intensiever en het missen van lestijd heeft grotere gevolgen. Daarnaast mogen docenten geen hulp bieden bij het omkleden, waardoor scholen afhankelijk worden van ouders voor begeleiding naar en van het zwembad. Dit maakt zwemlesverlof vooral geschikt voor de jongste leerlingen, zonder dat het onderwijs in de hogere klassen wordt verstoord.
Deze aanpak biedt een oplossing die zowel de zwemveiligheid als de onderwijskwaliteit ten goede komt. Kinderen krijgen de kans om vroeg te starten met zwemlessen, ouders behouden regie over de zwemopleiding van hun kind en het reguliere onderwijsprogramma blijft intact. Dit maakt zwemlesverlof een realistisch en effectief alternatief voor verplichte schoolzwemlessen.
De financiële kant
Keppel stelt terecht dat er voldoende financiële middelen beschikbaar zijn, gezien de recente begrotingsmeevaller van acht miljard euro. Maar simpelweg geld investeren in een inefficiënt systeem zonder duidelijke strategie is niet de oplossing. De NSWZ pleit ervoor om eerst kritisch te kijken naar de verdeling van subsidies en exploitatievergoedingen. Op dit moment profiteren vooral gemeentelijke en semi-commerciële zwembaden van overheidssteun, terwijl commerciële zwemscholen vaak buiten de meeste subsidieregelingen vallen. Dit leidt tot scheve verhoudingen en onnodig hoge kosten voor ouders.
Een beter alternatief zou de oprichting van een zwemfonds zijn, waarmee de financiering van zwemlessen eerlijker wordt verdeeld. Dit fonds kan ervoor zorgen dat zwemlessen toegankelijker worden, ongeacht de aanbieder. Door de juiste financiële middelen op de juiste plekken in te zetten, kunnen we zwemveiligheid structureel verbeteren zonder het onderwijs verder te belasten.
Conclusie
Het pleidooi voor de herinvoering van schoolzwemmen komt voort uit een begrijpelijke zorg om zwemveiligheid, maar is niet realistisch binnen de context van het huidige onderwijssysteem. De tijdsinvestering is te groot en de effectiviteit te laag om dit als dé oplossing te zien. De NSWZ biedt een realistischer en flexibeler alternatief in de vorm van zwemlesverlof. Dit systeem maakt het mogelijk om kinderen zwemveilig te maken zonder het onderwijs extra te belasten.
Als we zwemveiligheid serieus willen verbeteren, moeten we kijken naar duurzame en uitvoerbare oplossingen. Schoolzwemmen zoals het vroeger bestond, past daar niet in. Het is tijd om de discussie te richten op wat werkelijk werkt.