Internationale Vrouwendag – zuurkool
:format(jpeg):background_color(fff)/https%3A%2F%2Fwww.metronieuws.nl%2Fwp-content%2Fuploads%2Flezerscolumn-files%2Ffoto-23-136.jpg)
Een man loopt besluiteloos heen en weer. Hij kijkt naar de bloemen en vooral naar de prijskaartjes, loopt weg en komt gelijk terug. Met mijn coffee to go sta ik stil bij de bloemenstal. Hij zal wel wat goed te maken hebben en dat kun je ook doen met een goedkoop bosje.
Het gebaar is een moment, net zo tijdelijk als het bosje dat na een paar dagen in de vuilnisbak belandt. De man zal er goed aan doen zijn sleetse broek er gelijktijdig bij te gooien.
Het worden gerbera’s. Het aangereikte pinapparaat wijst hij gebarend van de hand. „Ik betaal liever contant.” Net als ik besluit mijn coffee to go de naam eer aan te doen, vraagt hij of ik zijn bloemen even vast wil houden. „Ik snak naar een shaggie en met één hand draaien gaat nu eenmaal niet.” Met andermans bloemen in de ene en de bewegingsloze koffie in de andere, kijk ik naar gele vingers en nagels. Als hij uitgedraaid is, reikt hij mij het pakje shag aan: „U ook?”
„Nee, dank u wel.”
„Voor de goedkoopte hoef je geen shag meer te roken.”
Hij noemt de prijs van een pakje shag. „Maar shag vind ik nu eenmaal lekkerder dan sigaretten.”
Na een gulzige trek verlaat de rook zijn neusgaten langs een tochtstrip van neusharen. Ander haar is schaars geworden.
Ik geef hem de bloemen.
„Ze zijn voor mijn vrouw.”
„Heeft u wat goed te maken?”, vraag ik glimlachend.
„Weet u niet wat voor dag het is? Verleden jaar heb ik haar parfum gegeven, net zoals het jaar ervoor. Nu staan er twee volle flesjes in het kastje. Het is ook nooit goed.
Internationale Vrouwendag. Die dag vindt ze belangrijker dan haar verjaardag. Sinds ze werkt, eigenlijk. Daarvoor was ze niet zo. Toen waren de kinderen nog thuis.”
Ik zet mijn koffie in beweging om een einde aan het gesprek te maken – de man loopt met me mee.
„Geloof me als ik zeg dat ik echt niet een man ben wiens pantoffels klaar moeten staan als hij thuiskomt. Werkelijk niet. En de krant lees ik niet eens. Maar als ik pas om acht uur een hap eten krijg… „Dan moet je maar leren koken”, zegt ze als ik er wat van zeg. Of ik moet wat bestellen. Maar bij sushi past geen kuiltje jus. En weet u wat het ergste is?”
„Nou?”
„Ze verdient meer dan ik. Dat is mijn eer als man te na. Het spijt me, ik kan er niets aan doen dat ik dat zo voel, het kleeft aan me zoals koude rijst aan je gehemelte. We hebben het zo goed dat het me verkeerd bekomt, als bedorven sushi. Ik verlang naar de zuinige tijd van toen we pas getrouwd waren. Toen de kinderen met alles het eerst aan de beurt kwamen en wij gedeeld tweede waren. Dat voelde goed.
Ze kookt niet eens zuurkool meer voor me. Lekker veel, zodat je de volgende dag nog een kliek op brood hebt. Heerlijk.”