Het houdt nooit op
Ik was op voorjaarsvakantie naar Tenerife, een eiland met heerlijke stranden. Op een fraaie ochtend begeef ik me naar het strand voor wat gezwem en gezonnebaad. Mijn witte, nog winterse huid kan wel een kleurtje en vitamine D gebruiken.
Zo gezegd zo gedaan. Het eerste wat opvalt is dat op de plek waar ik mijn badlaken strek vele peuken zijn achtergebleven. Die liggen er sinds gisteren of misschien al vele jaren, want die dingen verteren maar zeer langzaam. Met een vies gezicht, en een besmet humeur, raap ik een tiental peuken en werp die in een afvalbak. Want daar ga ik niet in liggen.
Zwemmen nu! Heerlijk en verfrissend. En ik vergeet het incident. Maar ik word helaas niet vergeten. Ik vlei me neer om in de zon op te drogen en wat naar muziek te luisteren en ik dommel een beetje weg. Dat is lekker! Tot mijn alarmbel aanslaat en ik opschrik van een smerige bijtende stank. Ja hoor, naast me blijkt een stelletje te zijn neergestreken en die delen blijkbaar de hobby van het roken waar het hun uitkomt. Ik gebaar hen dat ik er last van heb, maar ze halen gemeenschappelijk hun schouders op. Het is daar toch niet verboden?
Ik voel me genoodzaakt te vertrekken. Ik strijk neer op een terrasje, waar het heerlijke ochtendzonnetje hartverwarmend werkt. Ik bestel een dubbele espresso, maar die is nog maar nauwelijks gearriveerd, of twee kerels gaan naast me zitten en beginnen hun ontbijt met het opsteken van sigaretten. En ik mag de afvaldampen tot mij nemen. Ik neem mijn juist gearriveerde koffie mee naar een andere plek (gelukkig is die er nog). De ober kijkt verbaasd, maar ik maak hem duidelijk wat er mis is. Hij zwijgt en stemt dus toe.
Ik voel me opgejaagd en bestel daarom geen tweede ronde, ondanks dat je eigenlijk op een been niet kunt lopen. Maar nu moet het maar. Ik begeef me terug naar mijn appartementje, in de hoop daar rust en vrede te vinden. Ik ga op het terras zitten en begin aan een boek. Maar de buurvrouw beneden, nota bene met twee kleine kinderen bij zich, besluit dat haar tabaksverslaving op haar terras recht onder me, onderhouden moet worden. En de opstijgende afvalrook is wederom voor mij. Mijn neus-sensoren registreren dit feilloos en ik hou me in mijn woede op de jonge moeder los te laten. Maar ze verschijnt nog vele malen rokend op het balkon en uiteindelijk vraag ik haar of ze zich wel realiseert dat ze mij last bezorgt. „Ja, maar waar moet ik anders roken? Ik kan mijn kinderen toch niet blootstellen!”, is de domme wedervraag.
Penetrante stank
Op een avond ga ik uit eten in het sjieke restaurant Barracuda, met het mooiste uitzicht dat je bedenken kunt. De zon staat op punt onder te gaan en het wordt al fris. Dus ik besluit plaats te nemen op een overdekt en afgeschut terras en bestel een glaasje wijn en een mooi visgerecht. De wijn komt direct met het gebruikelijke mandje brood en ik geniet. Maar niet voor lang. Aan de tafel achter me strijkt een Duitstalig gezelschap neer. Ik zit er met mijn rug naartoe, maar registreer al snel een penetrante stank van brandende tabak. Een van de dames heeft opgestoken. Ik draai me om en meld dat ik daar last van heb. Maar ze reageren collectief dat dat mijn probleem is, omdat roken daar zou zijn toegestaan. Hetgeen niet waar is.
Ook de tabakswetgeving hier is op dit punt heel helder. Ik wend me tot de eigenaar en beklaag me. Die zegt laf dat hij er niets aan kan en wil doen, want die lui zijn geregelde en goede klanten. Hij geeft toe dat de wet wordt overtreden. Ik deel hem mede dat ik mijn maaltijd in die omstandigheden daar niet wil gebruiken en dreig te vertrekken. Hij haalt de schouders op. Dus ik vertrek, met achterlating van een reeds aangebroken glas wijn, brood, en -uiteraard- een onbetaalde rekening. Want ik ben wel goed, maar niet gek. Later plaats ik een boze opmerking op zijn Facebook-pagina en ik smaak het genoegen dat dat wordt opgepikt door de plaatselijke toeristenorganisatie, die aangeeft de zaak aan te zullen pakken.
Ook in Nederland komt het oh zo noodzakelijke rookverbod voor de horeca-terrassen maar niet tot stand; wel is er kortgeleden een ballon opgelaten voor een rookverbod op de stranden, vanwege de vele plastic, milieuvervuilende peuken die daar worden aangetroffen. Maar ik zie nog niet gebeuren dat dat er doorkomt, laat staan dat het dan ook gehandhaafd wordt.
Heilige koe
Roken is nog steeds een nog grotere heilige koe dan de auto. En opnieuw gaan we een voorjaar en zomer tegemoet waarbij de gezondheid en het plezier van niet-rokers, waaronder kinderen, zwangeren, longpatiënten en ieder ander, moet wijken voor het gedrag van een meute onbeschaafde verslaafden. En gelegenheid geven (horeca!) is minstens zo erg als gelegenheid nemen.
Eind maart dit jaar was het veertig jaar geleden dat een niet-roker voor het eerst in actie kwam door in de trein aan de noodrem te trekken wegens rookoverlast. Hij werd beboet, maar won de aansluitende rechtszaak glansrijk.
Ik ben nu 77, maar ga niet meer meemaken zonder schade en overlast van het ongewild meeroken te kunnen leven. Zelfs na veertig jaar is daar geen uitzicht op. Het anti-roken beleid blijft daarvoor te traag en niet doeltreffend. Intussen gaat de misdadige industrie gewoon door met nieuwe klanten te werven, zonder ze op te voeden. De winst is immers veel belangrijker dan al die ziekten en voortijdige sterften, overlast en milieuschade. En ook belangrijker dan de mega-kosten in de gezondheidszorg, waar we met zijn allen voor mogen opdraaien.