Dubbele spiegels
In de etalages zie ik fluorescerend roze, groen, oranje. Tussen het winkelende publiek lopen meiden met twee kleuren haar, piercings in hun neus en oren. Wapperende broekspijpen met rafels, blote buiken, grote blouses en jassen. Jongens met perfecte kapsels, in trainingsbroeken. En blote enkels. Jeugd is schoonheid. En maling hebben aan kou.
Zelf draag ik zwarte kousen in mijn gympen, verstopt onder een zwarte spijkerbroek met wijde pijpen en klepzakken. Ja, ik doe nog mee (waarmee precies?, zou zoon vragen). Oké, denk je, mijn huid is ruim maar ik heb mijn krullen nog. Maar haren worden dunner en droger. Ik begrijp zelfs waarom vrouwen overstappen op ‘kort en pittig’.
In het pashokje met dubbele spiegels trek ik mijn schouders naar achteren. Wanhoop baant zich een weg in de vorm van klam zweet.
„You’ve got an attitude problem“, grapte man toen ik hier laatst iets over zei.
Aardig voor jezelf
Zijn opmerking droeg een diepe waarheid in zich. Mijn neus was altijd al groot, die is gelukkig geen steek veranderd. Ik trek de trui over mijn hoofd en besluit door het verval heen te kijken. Je kunt maar beter aardig voor jezelf zijn. De kleur doet iets voor me. Ik loop ermee naar een kassa.
Bovenaan de trap van het station staat een groep jongeren, hooguit 18. Ze kijken opgetogen.
„Wauw, Utrecht! Ik ben hier oprecht nog nooit geweest!”
De koude wind snijdt, ik trek mijn sjaal over mijn kin. Alleen al de merkwaardige keuze van het woord ‘oprecht’ verwijst naar een nieuwe generatie. Enthousiasme en hooggespannen verwachtingen klinken door in hun stemmen. Ik denk terug aan het ongeloof dat ik voelde toen ik door de stad fietste waar ik vanaf die dag zou wonen. Iets uit een vorige eeuw.
Voor mijn moeder in het verpleeghuis blijf ik jong. We spraken samen in haar ‘wartaal’, tot ze plotseling zei: „Zeg, moet jij niet naar school?” Verbaasd hadden we elkaar aangekeken.