Een Roerdomp in Maassluis

Monique Louis 11 jan 2021

Mijn moeder loopt op dikke sokken met rubberen noppen. De zon schijnt fel in de Brasserie, ondanks de raamwering. De enorme varen lijkt extra groen. Voorzichtig schuift mijn broer haar stoel aan.

Ik schuif de lusjes van mijn oren, leg het mondkapje op tafel. Mijn moeder praat er op los. Geen ongemak of pijn. We ontspannen. Daar komt André, een van de verzorgers, groet ons, zet zijn lunch op een dienblad en neemt plaats in de hoek van de ruimte. Even schaften.

Realiteit

Ik luister naar mijn moeder die het ene woord aan het andere rijgt, vol vertrouwen dat wij wel weten waar ze het over heeft. Ik snak naar een kop thee, maar dat kunnen we op onze buik schrijven. Na een minuut of tien gooi ik er voorzichtig wat realiteit in. ‘Ma, weet je van wie je de groeten krijgt? van tante…’, zo ga ik het rijtje af. Ik vertel over haar kleinzoons die, thuis, aan het voetballen zijn. Mijn moeder knikt, pakt de draad op van haar verhaal.

We lopen naar haar kamer. Ik schuif het gordijn opzij, op de vijver ligt een flinterdun laagje ijs. ‘Kijk je weleens naar buiten, ma?’ ‘Jazeker’, antwoordt mijn moeder. Ze noemt mijn broers naam, kijkt alsof hij er niet is. ‘Daar zit ie’, wijs ik. ‘Oh ja.’ Ze kijkt rond, ik zie aan haar gezicht dat het haar vreemd voorkomt. Broer wijst naar de foto’s aan de wand en het schilderij boven haar bank. ‘Ik vind het leuk gedaan.’ Ze zit op haar stoel alsof ze voor het eerst bij iemand op visite is, niet onprettig. We lopen naar de huiskamer. ‘We eten tomatensoep’, zegt een verzorgster in het voorbijgaan. ‘Daar is André weer’, zegt mijn broer. ‘Andre Rieu’, roept mijn moeder. ‘Misschien luisteren ze hier wel vaak naar’, zegt hij in de lift.

Vogels

Buiten halen we diep adem. Al wandelend eten we onze meegebrachte boterhammen. We lopen langs de Vliet, richting Maasland. ‘Twee Meerkoeten en een Fuut’, wijst hij. Zijn vriendin kent iedere vogel bij naam. Zijn zoon, acht, benoemt feilloos de soorten die hij ziet. Ik kijk naar de watervogels, de kleine boten, het riet. Met dit licht lijkt alles op een schilderij. Wij komen uit een gezin dat alle vogels over één kam scheert. ‘Hee, die herken ik niet meteen.’ Broer kijkt naar een vogel, bruinig, met gele poten en een gele snavel. Aandoenlijk voorzichtig stapt de vogel op het dunne ijs.

Uren later, allang weer thuis, ontvang ik een appje. ‘Ik denk dat we vanmiddag een Roerdomp hebben gezien. Dat is best bijzonder, die zie je niet heel vaak.’

Een Roerdomp in Maassluis. Het was hoe dan ook een memorabele dag.