De uitgestorven man
Ik dacht dat hij uitgestorven was, maar ik heb hem gezien. Hij probeerde nog ongezien langs me te glippen door zich te hullen in de nevelen van de zondagochtend, maar hij faalde.
Hij weet het ook, dat ik hem gezien heb. Het voorwerp wat hem zo herkenbaar maakt probeerde hij nog weg te moffelen in de mouw van zijn jas, maar die was te klein.
Shit.
Na het passeren versnelde zijn pas, alsof hij dacht: „Snel een hardloper nadoen, dat moet voldoende zijn, toch?” Hoe gaat hij dit thuis straks uitleggen? Zijn vrouw zal wachten met stomende Earl Grey, wachten tot haar man weer op het nest neerstrijkt en ze samen met gesloten vragen zijn barre tocht kunnen evalueren. Of het leuk was, of het fris was buiten, of de tuin van de familie Hendriks er nog steeds zo schandalig bij ligt en of hij lekker was.
Ik vraag me af of hij al thuis zou zijn. Zou hij de vrucht die hem zo verraadde al op hebben? Of kreeg hij geen hap meer door zijn keel nadat onze blikken elkaar kort troffen en heeft hij hem onderweg gedumpt?
Hij bestaat nog. De wandelende man met een sinaasappeltje in zijn hand voor onderweg. Zo lekker subtiel met de handjes kruislings achter de rug. In een hand die herkenbare zuidvrucht, de ander wapperend op de maat van zijn loopje. Het was een prachtig weerzien. Volgens mij was het trouwens een mineola.