Voor muziek het hoogste

Monique Louis 19 feb 2020

Met een hoop gekreun stap ik uit mijn bed, heb een spier in mijn nek verrekt, niet zo’n beetje ook. Ik draai een sjaaltje om, en neem een pijnstiller. Als ik straks bij het voorsorteren naar links, maar niet over mijn schouder kijk. Ook mijn hoofd achterover, om te gorgelen, is onverdraaglijk. Even later zit ik met de houding van een koningin aan tafel. Naast me rapt zoon, elf, vlekkeloos de woorden van Roddy Ricch:

‘Pour up the whole damn seal, I’ma get lazy
I got the mojo-deals, we been trappin’ like the ’80’s
She sucked a nigga soul, got the Cash App
Told ’em wipe a nigga nose, say slatt, slatt
I won’t never sell my souououl ……’’

Ondertussen is hij bezig met een leertoets aardrijkskunde. Ik kijk mee. Hij stopt. ‘De leraar zei dat als je deze toets voor tachtig procent goed maakt, dat ik dan de stof ken, hoef ik niets meer te leren’. Nonchalant, zingt hij verder. ‘…And I can back that. And I really wanna know, where you at, at?’

En? vraag ik hem ten slotte. Hij kijkt me peilend aan, een korte aarzeling, dan: ‘Vijfenveertig procent’. Hij grijnst, ik knik voorzichtig. ‘Dan weet je dat je het boek er nog even bij kan pakken’ zeg ik geheel overbodig. ‘Nee, ik ga de leertoets nog een keer doen.’ Een tijdje is het stil. ‘Kijk, nu heb ik een voldoende’. Eenenvijftig procent, lees ik in zijn scherm. Hij kijkt triomfantelijk.

Ik sla mijn ogen ten hemel, geef hierdoor automatisch een harde kreun. ‘Auauauauauau’ schreeuw ik uit. Met mijn hand ondersteun ik mijn hoofd om het voorzichtig terug te begeleiden naar blik recht vooruit. Zoon schiet in de lach, kan niet meer stoppen en ik kan niet anders dan hard met hem mee lachen. ‘Auauauauau’ jammer ik weer, ‘stop!’. ‘Wat mag er nou eigenlijk nog wel tegenwoordig?’ reageert man. ‘Doe het nog eens’ zegt zoon.

Een paar weken later stuurt zijn mentor de ouders een mail: U heeft inmiddels het rapport van uw kind ontvangen…’. Ik lees het bericht op mijn werk, trek mijn wenkbrauwen op. ’s Avonds na het eten, kijk ik hem vragend aan. Hij loopt naar zijn tas, ‘hier’. Voor aardrijkskunde heeft hij het op een na laagste cijfer. Voor muziek het hoogste. Voordat ik iets kan zeggen, is zoon me voor.

‘Nou, dat cijfer heb ik niet door mezelf hoor, ik zong met drie meisjes, mij hoorden ze niet eens, zei de klas’.