Drollen vangen

Carolien Beaujean 26 feb 2020

De haren van mijn hond gaan fel overeind. Direct naast de omheining waar ze elke dag wordt uitgelaten, staat vandaag een machine. De jongen achter het stuur klimt uit de cabine en belandt met een theatrale plof op de grond. Gegrom gaat over in luid geblaf. “Wat is er” roept hij sussend naar mijn hond toe en leunt over de poort in een poging haar te aaien.

Dan loopt hij met grote passen mijn kant op. “Zal ik haar aanlijnen” vraag ik. Hij schudt zijn hoofd. “Ik ga zo met de wagen naar binnen, maar ik heb geen haast.” Ik knik en kijk weer naar mijn hond, die de vreemdeling nog steeds in de gaten houdt. Door zijn lompe schoenen en zijn felgele werk jas is hij ook wel nadrukkelijk aanwezig in het anders zo rustige veldje. Zijn harde stem werkt daar nog eens aan mee. “Enig idee hoeveel de wagen weegt mevrouw”vraagt hij. Ik ben altijd heel slecht in dit soort vragen. Ik denk aan mijn eigen autootje van 675 kilo en doe dat keer tien. Hij begint hartelijk te lachen. “Dat komt niet eens in de buurt” zegt hij en met zijn handen in de zij kijkt hij trots naar het gevaarte, alsof het een gloednieuwe Porsche betreft.

“En hij kan echt alles” voegt hij er na een korte stilte aan toe. Ik moet heus niet denken dat dit een simpele drollenvanger is, want dat is slechts een klein onderdeel. Die wagen heeft hij overigens niet elke dag ter beschikking. De meeste dagen moet er worden geschoffeld in de gemeentelijke plantsoenen. “Dan moet ik mezelf echt oppeppen” vertrouwt hij me toe. “Dan zeg ik: Henry, even doorzetten, morgen heb je de wagen weer.” Dat zijn duidelijk de betere dagen. Nu alle bladeren min of meer weg zijn, is zijn werk ook een stuk overzichtelijker. “In de herfst toen alles nog vol lag heb ik mijn baas op een ochtend gebeld. ‘Ik zie geen drol’ zei ik en hij kon er gelukkig wel om lachen. Weet je, soms moet je even een lolletje maken, anders is elke dag ook maar hetzelfde.”

Mijn hond durft inmiddels dichterbij te komen. “Kom “ zeg ik “dan lijn ik je aan en kan Henry zijn werk doen.” Zijn mond valt open. “Hoe weet u hoe ik heet” vraagt hij verbaasd. “Dat zei je net toch zelf?” lach ik. Dan zet hij de poort van de omheining wijd open en ik zie hoe hij de wagen schokkend in beweging brengt. En terwijl we terug naar huis lopen wordt het drolletje dat mijn hond zojuist heeft achter gelaten keurig opgezogen…