Mobiliteitsdrang

Arthur Ottenhof 18 feb 2019

Een week geleden werd duidelijk dat de NS in 2040 tussen de negen grootste steden elke tien minuten een trein wil laten rijden. De gedachte daar achter is dat de treinreiziger straks niet meer hoeft te kijken wanneer zijn of haar trein gaat. Dit klinkt mij als 22-jarige zonder rijbewijs als muziek in de oren. Ik wacht namelijk nog steeds op het moment dat alle uithoeken van Nederland met het openbaar vervoer te bereiken zijn.

Dat komt voort uit een soort mix van onbewezen angst voor autorijden en de nieuwsgierigheid naar mobiliteit. Ik heb een oom die op zijn zestigste geen rijbewijs heeft, maar wel overal komt. De sociale aspecten overwinnen de mobiele; doordat hij genoeg mensen kent die niet vies zijn van een paar kilometers komt hij overal in Nederland.

Het is dubbelop gezegd niet dringend nodig voor mij om in een auto te gaan rijden. Mensen hebben genoeg kritiek op de spoorwegen, vaak onterecht. In veel landen is de infrastructuur niet zo goed geregeld als in ons land. Het zegt alles over de innovatie en de nieuwsgierigheid van de Nederlandse bedenkers.

Hoe anders is het straks als mensen via hun mobiel op zoek zijn naar mobiliteit. Overal zoekt iedereen de snelste weg. Mensen willen niet meer in de rij staan, hebben het geduld niet meer om op de ander te wachten. Het is een race tussen individualisten die bereid zijn geld te betalen om de ander voor te zijn.

In 2040 ben ik dubbel zo oud als dat ik nu ben; 44. Nederland is dan zo ontwikkeld dat mensen zelfrijdende auto’s delen waar geen chauffeur van vlees en bloed in zit. Je hoeft straks niet meer voor je eigen mobiliteit te zorgen.

In de tussentijd is het zaak dat ik aan de figuurlijke weg timmer, want als je geen sociale structuur opbouwt, moet je overal in je eentje zien te komen, en dat is heel lastig.