Dominee in opleiding

Het was vijf minuten na aankomst van de rouwauto op een prachtige zomerdag in Egmond aan Zee. We stonden met ons achten rond zijn open graf: een voorloper, een uitvaartleider en wij, zes dragers. En dat was het dan, de uitvaart van Hans, overleden op 66-jarige leeftijd.

Het gedicht op zijn rouwadvertentie: “When I do right / Nobody remembers / When I do wrong / Nobody forgets.” Postscriptum: “U hoeft het graf niet te bezoeken, want dat is toch niet gemeend! Anders was u wel eerder bij mij gekomen.”

Ondanks zijn uitdrukkelijke wens stonden wij, professionals, er wél. Niet dat Hans er nog iets tegenin had kunnen brengen natuurlijk. De uitvaartleider ging nog een stap verder en las een gedicht voor. En nog voor we een moment van waardige stilte hadden betracht, groetten wij alweer af, onderweg naar ons ijsje op het strand en het volgende rondje klaverjassen – Amsterdams klassiek. Zo kreeg Hans gelijk: ook zij die zijn graf wél bezochten, meenden er niets van.

En toch, toch bleef er iets knagen na die bewuste zomernamiddag. Het rouwbericht van Hans leest als een aanklacht. Een aanklacht tegen de mensheid. Waar waren wij, mensen gegeven aan elkaar, in Hans’ leven? Waarom werden in Hans’ leven alleen zijn fouten onthouden? Waarom krijgen zoveel mensen hun eerste bloemetje in jaren pas tussen zes planken?

Als dominee in opleiding hoor ik te vertellen over het leven ná de dood. Alsof iemand geholpen is met dat ‘opium voor het volk’. Hoeveel mensen hopen er met Hans niet op iemand die ‘eerder bij mij was gekomen’? Voor hen klinkt ‘leven ná de dood’ als niet meer dan mosterd na een flink bedorven maaltijd.

Steeds meer mensen geloven dan ook liever in het leven vóór dan dat na de dood. Het gevolg: we haasten ons door het leven heen, van het ene hoogtepunt naar het volgende. Het leven is immers kort: haal eruit wat erin zit! Tot we uitgeput zijn en we – in de spiegel kijkend – vergeten zijn écht te leven. Bijvoorbeeld wanneer we zelf iemand verliezen aan de dood. Het leven vóór onze dood wordt dan tegelijkertijd een leven ná de dood, die van onze geliefde.

Dan sta je af en toe stil en besef je waarover het werkelijk gaat in het leven. Het leven is te kort om overhaast voorbij te rennen. Om de mosterd al tijdens de maaltijd te hebben – en niet pas erna – moeten we hem simpelweg af en toe op tafel zetten. En als we dan de mosterd in de koelkast vinden, zoek ik als dominee nog even verder: misschien staat het dessert er wel naast.

Rest in peace Hans – geniet van je dessert.