Lieve vreemdeling
Elke dag passeer ik je wel honderd keer. Ik loop langs je heen, zit naast je in de metro, deel dezelfde frustraties over de man verderop en lees dezelfde reclameborden die we tegenkomen, onderweg naar onze eigen levens. Jij de jouwe, ik de mijne.
Gek eigenlijk, dat je een vreemdeling bent. We delen niet zoveel, alleen de lucht die ons doet ademen en de tijd die we samen zien wegtikken, elke dag opnieuw.
Ik ben egoïstisch en zit altijd in m’n hoofd met mijn eigen problemen, er niet bij stilstaand dat jij die ook hebt. Dat jij ook tegen dingen aanloopt, spanning hebt, uitdagingen aangaat en elke dag je uiterste best doet om weer thuis te komen aan het eind van de middag, of ergens in de avond. Dat je zorgen hebt en misschien wel zorgen moet, voor een geliefde, een kind, een familielid of simpelweg een goudvis die elke dag een paar korrels voer verwacht.
Vandaag zag ik je in de bus, in de trein, op school en in de stad. Lieve vreemdeling, waar liep je heen? Wat ging je doen? Had je een afspraak of kwam je daar net vandaan? Wat ga je koken en drink je vanavond koffie of thee?
Ik weet niet eens welke kleur ogen je hebt. Oogcontact is tegenwoordig beangstigend. Het geeft een opening contact met elkaar te hebben, wat de meeste mensen uit de weg gaan. Doodeng, zeggen ze dan, als je vraagt waarom ze dat doen. Straks moet ik nog praten. En dan? Ik moet er niet aan denken.
Ach vreemdeling, ik hoop dat je thuis bent gekomen. Dat je lekker hebt gegeten en dat je bed comfortabel ligt. Ik wens je een goede nachtrust en een gezonde dosis nieuwe energie. Voor morgen. Want dan komen we elkaar weer tegen. Dan strijkt mijn mouw langs de jouwe, wanneer we weer ons uiterste best doen elkaars leven te negeren en ons te focussen op onszelf.
Lieve vreemdeling, tot morgen, wanneer we elkaar weer passeren. Wanneer we elkaar weer niet ontmoeten of aankijken.
Tot morgen.