Kroonprins af
Poes Mickey is van zijn troon gestoten. Door zoon. Ja, allicht.
Poes heeft het soms zwaar te verduren sinds er een mens van zijn grootte, door de kamer scharrelt. De kamer, tot nu toe zijn domein. En nu dat mannetje, dat af en toe zo hard gilt dat poes van schrik wegspringt. Het mannetje rijdt hem zonder erg zomaar van de sokken, dribbelend achter zijn formule-1 kar. ‘Poet, Poet’, roept het mannetje, terwijl hij de raceauto rakelings langs de vacht van poes scheert. Poes, heel knap, trekt net op tijd zijn staart in.
De volgende dag tref ik ze samen aan. Op gepaste afstand van elkaar, hebben ze zowaar iets dat op een verstandhouding lijkt. Al gebarend ‘vertelt’ zoon tegen poes, die ruim de gelegenheid heeft om weg te lopen, maar dit niet doet. Ik houd mijn adem in. Maarten aait poes Mickey heel behoedzaam. Het is eigenlijk meer een beetje wapperen met zijn hand maar op de goede plek: op zijn rug en niet in zijn ogen. Hij kijkt naar me op met zijn lieve smoeltje, poes wandelt weg op zijn gemak. Ik zucht van geluk.
Nog geen tien minuten later scheurt zoon met niets ontziende snelheid om de tafel achter zijn favoriete raceauto. Hij loopt razendsnel de keuken in waar Mickey voor de zoveelste keer net op tijd wegspringt van zijn schoteltje met kipfilet. Uit pure doodsangst neemt hij pardoes een vlucht door zijn luikje. Snel kijk ik naar buiten, de tuin in. Arme poes hijgt nog na van alle doorstane emoties. Ik voel een harde stoot tegen mijn enkels, draai me om en til hem op, mijn kleine autocoureur. Samen staan we voor het raam, wang tegen wang en kijken naar poes Mickey. ‘Poes’ wijst zoon met zijn vinger. ‘Goed zo’, zeg ik verrast.