Jij

Simone Timmermans 18 dec 2018

‘Mag ik iets vragen? Heb jij korting?’ Weer zo’n gehaaide student die met samenreiskorting wil reizen denk ik. Ik wil ‘nee’ zeggen, tel tot tien om dan de vraag met ‘ja’ te beantwoorden.

‘Mag ik met jou?’ Als ik de jongen aankijk zie ik dat hij nog jong is, niet ouder dan twintig. Geen gehaaide student, z’n accent verraadt een andere moedertaal dan Nederlands en hij lijkt zelf ook te merken dat z’n zin niet af was. En vervolgt: ‘trein, bedoel ik’. Ik knik, zeg dat dat prima is en ga naast hem zitten. Halverwege Eindhoven-Den Bosch vraag ik waar hij heen moet. De jongen vertelt dat hij naar Den Bosch moet. Om er na een paar tellen aan toe te voegen dat hij eigenlijk naar Arnhem moet. Of ik weet hoe hij daar komt?

In Den Bosch stappen we over. Stil zitten we naast elkaar, ik sla de krant open om het minder ongemakkelijk te maken. ‘Lees jij veel?’ Zonder het antwoord af te wachten vertelt de jongen dat hij veel leest. Dat moet, om Nederlands te leren. Nederlands is volgens hem mooi, maar moeilijk. Ik zeg dat ik me dat goed kan voorstellen en dat ik vind dat zijn Nederlands erg goed is. De jongen glundert.
Voorzichtig vraag ik waar hij vandaan komt. ‘Afghanistan’ is het antwoord, ‘maar nu woon ik in azc, twee jaar. In Maastricht.’ Ik vouw, zonder een letter te hebben gelezen, m’n krant op en luister naar de jongen die vertelt hoe mooi zijn land is. Hij vindt Nederland ook mooi. Ik denk aan wat je op televisie ziet over jonge vluchtelingen en hun reis. En hou m’n vraag hoe hij in Nederland is gekomen voor me. We kletsen over bergen –‘Die zijn er hier niet hè?’- en de mogelijkheden die de jongen hier heeft –‘Klein huisje is prima, vriend uit azc is pizzabezorger. Ik kan dat.’

In Oss komt een conductrice langs. Ze vertelt de jongen dat hij samenreiskorting heeft, maar niet heeft ingecheckt. Hij peutert zenuwachtig aan z’n spijkerbroek en zoekt naar woorden om uit te leggen dat hij dat wel heeft gedaan. ‘Check maar even in op het perron’ luidt het advies. Als de conductrice weg is kijkt de jongen me verongelijkt aan en vraagt weifelend: ‘Zij snapt mij? Maar ik heb dat gedaan?’ Ik leg uit dat de incheckpaaltjes misschien niet goed werkten. ‘Zij is streng!’ zegt hij dan. Ik grinnik en zeg dat ze hem ook een boete had kunnen geven. Hij knikt en zwijgt.

Als station Nijmegen wordt omgeroepen sta ik op en wil ik de jongen een goede reis wensen. Voordat ik iets kan zeggen legt hij een hand op z’n hart en zegt ‘Jij, dank voor jij’.