De zwijgende forens
Gedurende de afgelopen maanden reis ik weer veelal met de metro. Van stadsdeel naar stadsdeel. Ik krijg veelal via de ondergrondse wegen toch meer van Amsterdam te zien dan boven de grond. Dit omdat ik het vermoeden heb dat toeristen meer met de tram gaan en Amsterdammers/dagjesmensen meer met de metro. Er gebeurt veel in de metro. Er is veel te beleven in de metro, voor de metro, naar de metro en mijn moreel kompas draait overuren. Naar en tussen bepaalde stadsdelen toe, gaat ook natuurlijk volk, publiek, dat een ander kompas is gegeven dan het mijne. Ik zeg ook niet dat mijn kompas beter afgesteld is. Ik constateer. Bedelen, beetje intimidatie, verwarde vrolijkerds, maar ook wel echte engerds.
Zo is het principe van Niet- in -en uitchecken of simpel gezegd, zwartrijden, niet per definitie voor mij een te stimuleren activiteit. Dus ben ik ook wel enigszins op mijn hoede. Op mijn hoede voor meelopers, achter-je-aanlopers. Van die mensen die als jij incheckt, snel meesluipen. Die voordeelsluipers. In bepaalde stadsdelen zie ik de armoede echt zwaar geëtaleerd. En is een meesluiper uit pure pure armoede zo brutaal je te volgen. Ik bijt soms op mijn tong. En doe maar alsof mijn neus bloedt want mijn tekst heb ik niet altijd heel scherp paraat. Bovendien, ik kan verder niks doen. Echt doen. En benadeelt hij of zij mij per se?
Ja! At the end wel. Hoe meer zwartrijders, hoe meer de prijs wordt opgedreven. Niet direct. Wel indirect. En dus besloot ik van de week een tweetal meesluipers van om en nabij de puberpiekleeftijd te serveren van een berispend en duidelijk repliek op hun hijgende aansluiting bij het passeren van een incheckhekje.
Dit was de verkeerde doelgroep.
Naast het toespugen van uitermate dodelijke ziektes en of gekoppeld aan het oudste beroep van de wereld, kreeg ik ook een kleine heldere bedreiging meegecommuniceerd.
Meerdere mensen passeerden ons. Niemand greep in. De zwijgende forens. Voorheen mijn lievelingsrol. Mede omdat ik nu een hartslag van driedubbele snelheid moest managen en mij afvroeg hoe of ik moest handelen.
Mijn ruggengraat knapte als een elastiekje en ik stamelde ‘sorry’. Sorry? Juist, ik, de volwassen eerlijk handelende vrouw stamelde sorry tegen twee enge lullige pubermannekes. Waarom? Omdat ik bang was. Bang en ergens dacht…ik wil niet eindigen met mijn handtas om mijn nek gestrikt of iets. En nu na het lezen van een incident in Nieuw West. Precies dát ene stadsdeel, ben ik opgelucht. Ik herpak mijn rol van de zwijgende