Ze pakken me mijn herfst af

In het halletje voor de lift sta ik te puffen in mijn winterjas. Half negen ‘s avonds, ik moet nog snel wat boodschappen doen. ‘Vroeger had je het rond deze tijd van het jaar te warm als de kachel te hoog stond’, denk ik. Maar goed, misschien blijft de warmte van buiten hier bovenin het gebouw wel langer hangen.

Als de schuifdeur bij de hoofdingang van mijn flat openzoeft, krijg ik een hitteklap in mijn gezicht. Bozig wandel ik naar de supermarkt. 16 oktober is het, de zon staat overdag al behoorlijk laag, de luchten in de verte zijn heiig. Een frisse kou is wat ik nu langs mijn wangen wil voelen.

Kou die herinneringen aan een opwindende zomer afkoelt en veilig opbergt in je langetermijngeheugen. Kou die pepernoten en chocoladeletters aankondigt. Kou die je te lijf gaat met wodka, rode wijn, kaarsen, vage muziek en gitzwarte literatuur. Ikzelf dan tenminste, je kunt je natuurlijk ook gewoon op de meubelboulevard uitleven met zachte herfsttinten tijdens de woonmaand oktober. De woonmaand oktober, een term uit lang vervlogen tijden, toen oktober nog een herfstmaand was.

‘Ze pakken me verdomme mijn favoriete seizoen af’, denk ik wandelend door straten die bezaaid zijn met bruine, verschrompelde bladeren. En ‘ze’, dat zijn al die lui die voor twintig piek met een goedkope luchtvaartmaatschappij naar Griekenland vliegen. Waardoor de zomer is verworden tot een gast naar wiens komst je aanvankelijk uitkeek, maar die tot je inwendige razernij gewoon blijft zitten terwijl je na afloop van het feest, in het felle keukenlicht, doodmoe de borden en glazen aan het opstapelen bent.

Eenmaal in de supermarkt zie ik een plateau vol met doorzichtige bonbondoosjes. De inhoud is donkerbruin met witte spikkels. ‘Ah, gezellig, kerstkransjes, toch nog een beetje najaarsgevoel’, schiet het door mijn hoofd. Maar nadere bestudering leert dat het hier gaat om ongezellig chiazaad. Er zit niets anders op dan me aan te passen aan een compleet nieuwe tijd.